Iedereen is van de wereld en Monument voor Maartje

op basis van het boek kwam nu de film IEDEREEN IS VAN DE WERELD tot stand
een film over vriendschap en medemenselijkheid
zelfs een stervend meisje kan het nog opbrengen om aan een ander te denken dan slechts aan haar eigen veel te vroeg naderende dood

verkrijgbaar bij de auteur € 20,00
bestellen via mail naar monumentvoormaartje@gmail.com

Het boek bevat veel meer dan dat waar de film over gaat. Het boek is geschreven om te voorkomen dat een patient door artsen en omgeving voor gek wordt versleten slechts doordat de fysieke klachten niet begrepen worden en dus niet serieus genomen.
Alle artsen en behandelaars die in de lange lijdensweg (haast 6 jaren) tot aan de juiste diagnose een rol hebben gespeeld zijn geconsulteerd en hebben hun uitdrukkelijke fiat gegeven aan de publicatie. Veel huisartsen hebben laten weten ervan geleerd te hebben en nu anders te reageren op patienten met onbegrepen fysieke klachten
een duidelijke recensie was de volgende:

Maartje van Winkel zal haar vijftiende verjaardag niet halen; haar Afghaanse hartsvriendin, die net zo graag als zij arts wilde worden, zal worden uitgezet. Voor de doodzieke tiener is één en één twee: dan kan Derakshan toch mooi haar plaats innemen?

Maartje schrijft brieven aan de toenmalige minister van Vreemdelingenzaken Rita Verdonk, zelfs koningin Beatrix smeekt ze voor haar dood in 2005 nog om hulp. Het mag allemaal niet baten. Drie jaar later mag Derakshan in het kader van een generaal pardon toch in Nederland blijven.

Auteur

Judith Koorn, werkzaam geweest in het onderwijs, heeft haar woord gehouden. Haar dochter heeft haar gevraagd een boek te schrijven als ze er niet meer zou zijn. Maartje wist ook al een titel. Als ik toch blijf leven, wat ik hoop natuurlijk, dan moet het heten: ‘Heel lang en heel gelukkig’ en anders ‘Niet zo lang maar wel zo gelukkig’. Het is de ondertitel geworden van het boek, waarvan de opbrengst is bestemd voor onderzoek naar het Ewing-sarcoom.

In haar rug, in haar benen; meer dan zes jaar lang loopt de levenslustige Maartje met pijn. Wisselende klachten die de artsen en specialisten niet kunnen duiden en tot grote ergernis van haar radeloze ouders als psychisch worden afgedaan.

Zo goed en zo kwaad als het gaat blijft de vwo-leerling sporten, speelt ze viool en maakt ze plezier met haar vriendinnen. Met klasgenootje Deraksahn, een vluchtelinge uit Afghanistan, krijgt ze een bijzondere band. De meiden zijn slim en hebben maar één droom: arts worden.

Helaas is dat niet weggelegd voor Maartje, want als ze dertien is constateert een orthopeed na een spoedconsult vanwege ernstige pijnklachten dat zij een zeldzame vorm van botkanker heeft met uitzaaiingen. Even lijken de chemotherapie en de bestralingen aan te slaan. Maar in de herfst van 2004 wordt duidelijk dat Maartje niet meer beter wordt.

Vanaf de diagnose beseft de tiener dat het een zaak is van leven of dood. Ze wilde leven! ‘Mamma, heb ik iets verkeerds gedaan? Waarom krijgt een kind nou kanker? En weet je wat ik nog erger vind? Dat er in het kamertje naast ons een baby ligt met kanker.

Maartje was een toonbeeld van liefde, schrijft haar moeder. Nee, je was geen engel, je had pit en je kon driftig worden net als ik. Maar je wilde alles en iedereen helpen en de wereld een stukje beter maken. Zo springt ze ook nog in de bres voor Derakshan, want Maartje kon niet tegen onrecht. En met die actie, waarbij ze haar school betrekt, haalt ze het Jeugdjournaal. Rita Verdonk is zelfs nog bij haar thuis geweest. Als de minister zonder een positieve beslissing vertrekt staat Maartje nijdig bij de kliko. Wat moet ze nou met die bloemen?

Maartje is niet bang voor de dood, maar wel bang om te sterven. Op 25 april 2005 overlijdt ze thuis. De avond ervoor, gekweld door hevige spiertrekkingen aan haar verlamde linkerkant, roept ze nog tegen haar ouders en zus: ‘Ik hou zo van jullie! Geen cake op de begrafenis!’ Vier dagen lagen ligt de kleurige lappendeken, die haar klasgenootjes drie weken eerder voor haar hebben gemaakt, op haar kist.

Het leven van Maartje wordt prachtig beschreven, opgesierd met foto’s vanaf haar geboorte. Maar het monument is ook een aanklacht tegen de falende diagnostiek geworden. Voor het boek heeft haar moeder later met alle betrokken artsen gesproken. Ook met de specialist die Maartje heeft doorverwezen naar een psychiater. Hij heeft beloofd zijn nu aangevulde inzichten over het stellen van diagnoses en het luisteren naar patiënten door te geven in zijn lezingen.

De arts die uiteindelijk de diagnose heeft gesteld, kan er met zijn pet nog niet bij dat de botkanker, die nota bene is begonnen in Maartjes rug, niet eerder bij haar is ontdekt. In mijn studie is er altijd op gehamerd: luister naar de moeder!

Derakshan Beekzada is arts geworden, ze wil zich specialiseren in oncologie. In interviews vertelt zij dat er geen dag voorbijgaat dat ze niet aan haar jeugdvriendinnetje Maartje denkt.

Judith Koorn – Monument voor Maartje. ISBN 978-90-8548-433-2, 223 pagina’s, € 20,00.


Geplaatst in Uncategorized | Een reactie plaatsen

De kat als zondebok of zwart schaap


De lente heeft haar intrede gedaan, in mijn tuin geen silent spring gelukkig. De vogels vliegen af en aan en kwetteren er lustig op los. De merels ziijn terug, een schelmentroep mussen, koolmeesjes, pimpelmeesjes, winterkoninkje, vink, eksters, kraaien roodborstje en specht en een stel duiven…. het is druk in de tuin. Vandaag ook drukte in de prachtige pruimenboom die als altijd veel te vroeg uitbundig staat te bloeien. Ik heb nu al meer vlinders gezien dan in heel 2024, het zoemt en gonst van de verschillende bijen en hommels en het ruikt zo heerlijk zoet.

Als ik aan het eind van de middag de radio aanzet in de keuken klinkt weer de jaarlijkse discussie tussen kattenliefhebbers en vogelbeschermers die denken dat het de katten zijn die de vogelstand bedreigt.

De katten lopen al vele eeuwen rond de mensen en hun woningen. Ik zal niet zeggen dat ze noooit een vogeltje verschalken maar in mijn lange leven met altijd katten om mij heen sinds ik 4 werd ,weet ik dat het eerder de muizen en vliegen zijn die de aandacht trekken en vangbaar blijken voor mijn rovers.

Ik ben gek op natuur en zeker ook een echte vogelliefhebber. Ik betreur ten zeerste dat de gevleugelde natuur het zo moeilijk heeft. Oorzaak? DE MENS.
De mens die de ruimte inneemt van zoveel dieren en ook van vogels, de mens die de groei van het vogelvoer verstoort, die de velden vergiftigt, de akkers volplant met monoculturen, de mens die de tuinen vol stenen legt, de mens die de bomen omhakt en de bossen “verjongt” de mens die de insecten verdelgt waarvan de vogels in leven moeten blijven…. de mens dus die de vogelstand bedreigt.

Als de katten dat op hun geweten hadden dan zouden de onze mauwende vriendjes al eeuwen geleden de vogels hebben uitgemoord.
Circusdieren mogen niet meer, wolven juist weer wel los in het bos en dan zouden de katten nu aan een lijntje naar buiten moeten?
Die katten horen bij onze cultuur en aangepaste natuur, ze zijn vrije dieren. Ze wonen bij ons als ze ons aardig vinden. Goddank kunnen ze zich vrij bewegen. Dat gaat wel eens mis, er vallen slachtoffers in het verkeer maar ze zijn slim en ze kijken beter uit bij het oversteken dan menig kind of oudere mens.

Toen onze polders weiden nog vergeven waren van kieviten, grutto’s en andere vogels hadden onze voorouders ook katten en die werden niet eens bijgevoerd met voer uit blik en brokjes. Toch was de vogelstand niet in gevaar. Pas na de oorlog toen we de landbouw veranderden voor onze vernietigende groeieconomie kwamen de vogels steeds meer in de knel. Zelfs de mussen hebben het moeilijk, er zijn geen daken meer met geschikte dakpannen, de hagen worden te kort en te smal geschoren voor goede nestgelegenheid. De zwaluwen kunnen geen vliegen meer vinden boven de akkers die bespoten worden met zogenaamde gewasbescherming.

En dan zijn er die dierenliefhebbers die vinden dat wi het recht hebben om de katten te laten boeten voor onze misdragingen. Wij mogen vliegen naar de andere kant van de wereld, met een cruise naar de smeltende ijsbergen en de bedreigde pinguins en ijsberen kijken maar de katten moeten in de gevangenis van onze woningen worden opgesloten.
Enne

En trouwens…. Er vliegen nogal eens vogels tegen mijn raam die door valken, buizerds, sperwers en andere roofvogels achternagevlogen worden. Moeten die vogels voortaan ook aan de lijn?

Geplaatst in Uncategorized | Een reactie plaatsen

KGCHGK!!!!

KKCHGK!!!

Het was laat.Toen we de slaapkamer binnengingen hoorden we een gek geluid: kgch!!
“hoorde jij dat ook?”
Ja, zeker buiten

ja denk ik ook.
Ik geloof dat ik het gister ook hoorde

kghch!!
gut nou hoor ik het weer

t lijkt toch hier binnen te zijn
de badkamer?

Beiden luisterden we aandachtig maar er klonk niets.
Wat lacherig poetsten we onze tanden
Juist toen hij nog even de kamer verliet op weg naar de wc, klonk het weer Kchg!!!

verdraaid, waar was dat nou. Kwam het dan toch van het dak? Daat liggen ene paar zonnepanelen voor de boiler.
Dat kan toch niet.
Met ingehouden adem bleef ik staan….maar nee….weer bleef het stil.
Nog even een neusdruppel en dan

nou hoor ik het weer, zeiden we allebei tegelijk.
Toch de badkamer
hijtikte tegenhet lage plafond…. Er zit ruimte boven…misschien toch beesten
zou je denken
Vogels of muizen
het klinkt krasserig vind je niet.

Nauwkeurig bestudeerden we wlle hoeken en gaten. We schakelden de afzuiging aan… verrek
luid en duidelijk Kgchk!!

Dat ding staat in verbindingmet de ruimte van de verwarmingsketel in de bijkeuken. Het moet daar zijn
Maar nee, ook daar was niets te horen of te zien.
BOven dan?? Vorig jaar hebben daar mizen huisgehouden, weetje nog?
We liepen de trap op en speuren in alle kasten onder de dakkapel.
Brandschoon en….. niets te horen.

Kom op, we gaan gewoon slapen.
We trokken het dekbed hoog op en nestelden ons gezellig samen in bed en knipten het licht uit.
Zoals vaker lusterden we naar de zachte praatradio van de nachtzuster.
Zo dommelden we meestal in slaap maar vannacht…kchgg
Niet naar luisteren, gewoon gaan slapen
je hebt helemaal gelijk

Of de duvel ermee spaalde hoorden we het nu vaker.Het lijkt iets op metaal, ofis het glas?
We knipten het licht wee aan. Met een blik op de wekker gericht probeerden we een regelmaat te ontdekken in de frequentie.

Ik snap er niets van.
Ik klom uit bed oppende de deur naar de koude gang en luisterde staande in de deurpost.
Nu weer niks.

Terug in obed. Hoewel ik het niet wilde voelde ik mijn hele lijf in de gespannen luisterstand. Niet dat we bang waren maar dat onbegrijpelijk….
Irrrritant!!!
Moe als we waren vielen we toch in slaap.

Toen ik de volgende ochtend wakker werd ging mijn eerste gedachte naar….krijg wat: ja hoor kchgk!

We stonden op, ontbeten in de woonkamer.

Toen hij zich later in de badkamer afdroogde klonk het weer…..

hij begon te lachen …

je gelooft het niet, riep hij

weet je wat het is?

Ik weet het

ik zag ineens iets bewegen

je elektrische tandenborstel

bijna leeg blijkbaar en draait af en toe even en slaat dan tegen het glas van de spiegel.

Dus toch de badkamer en iets tegen glas

opgelost.

Geplaatst in Uncategorized | Een reactie plaatsen

ongeletterde postbezorgers

Ongeletterde bezorgers

Voor ik als mantelzorger de deur openmaakte van de oude zieke man, keek ik even in zijn brievenbus. Jawel! Een briefje.
Wij hebben u gemist!
Linksboven stond gekriebeld: v.d.Kerktoren
In de rechterbovenhoek stond in hetzelfde kriebelhandschrift : aangetekende brief.
Ik draaide het slappe kaartje om:
Post NL,

pakketpost

Even nadenken….er woont hier in de straat toch niemand met die naam?
Met een dampende kop soep en het kaartje in de hand opende ik de voordeur.
-Goede avond Fred, Hoe is het hier?
-Fijn dat je komt, zo de hele dag alleen is ook maar niks, ik raak er depressief van, zei de zieke vanaf zijn bed.
Omdat ook hij geen enkele van de Kerktoren kende belde ik een uurtje later aan bij de buren… ze wonen er nog maar net:

Heet een van jullie van de Kerktoren?
-Wij? Nee.
De overbuurvrouw die altijd haar hond uitlaat kent iedereen. Ook zij kon de naam niet thuisbrengen.

Mijn man net thuisgekomen uit zijn werk, scande meteen de QRcode. Als je dan de letters en cijfers daarnaast ergens in zou vullen dan zou je moeten kunnen zien waar de ongeletterde postbezorger de aangetekende brief veilig gesteld had.
Helaas….. vul de postcode in.
Dat schoot niet op…. Van een volslagen onbekende weet je natuurlijk ook geen postcode.
Toevallig kennen wij de postbode van het dorp.
Telefoon: – Goede avond Vera, weet jij waar we heen kunnen bellen?
Op de site is natuurlijk geen duidelijkheid te vinden.

– Nee, aangetekende brieven mag ik niet bezorgen. Waar je naar kan bellen?
Eigenlijk geen idee. Ik zal kijken op de site…het is lastig, dat weet ik .Als ik het vind app ik het wel even.
Er kwam geen appje.

De volgende dag, zaterdag, zochten we vasthoudend verder. Wie weet komt iemand in problemen omdat hij niet weet dat deze brief ergens ligt te wachten om opgehaald te worden.
Eerst stuitten we op het fenomeen chatbot. Hopeloos!

Verder zoekend op de site van Post NL lazen we:

Voor chatten en bellen: Maandag t/m vrijdag van 8.30 tot 19.00 uur. Zaterdag van 9.00 tot 16.00 uur.

Het was 11 uur dus het moet lukken.

Waarom gebruiken we chatbot Daan?

Ieder jaar zien we het aantal pakketten stijgen. We willen niet dat dit zorgt voor langere wachttijden bij onze klantenservice. Daarom krijgen onze collega’s hulp van chatbot Daan. Zo staat er altijd iemand voor je klaar.
Maar het lukte niet, met de ergerlijke chatbot.

Een telefoonnummer zoeken bleek mogelijk maar vinden nauwelijks.
We belden en luisterden een bandje af … en liepen vast op ….kijk op de site.

Ik kreeg een ingeving: als het om rouwpost gaat zijn ze wel bereikbaar.

Ik belde opnieuw, het nummer voor rouwpost dit keer.

Niet te geloven, een keuzemenu dat ook van toepassing bleek op allerlei andere post:
aangetekende stukken onder andere.
…u kunt natuurlijk ook op onze site …..

Dat deden we natuurlijk niet. Via het keuzemenu kwamen we in een tweede keuzemenu en

omdat het erg druk is zijn de wachttijden erg lang u kunt misschien beter op een ander moment terugbellen
Wilt u een muziekje bij het wachten kies dan 1

Na 35 minuten wachten:
Goedemorgen mevrouw Eijkel-Koorn(ze kende mijn naam!)Waarmee kan ik u helpen?
We legden het probleem voor.
Kunt u het KG nummer geven. Ik kijk het even na. Ah, ik zie het: dat moest worden bezorgd op Hoofdstraat 208 in Maastricht
maar u woont dus op nummer 77
Het is verkeerd bezorgd , excuus daarvoor
u kunt de brief ophalen bij
Carwash in maastricht op de ….weg.

Ik: -Nee mevrouw het is bezorgd op Hoofdstraat 208 in Eijsden en dus niet in Maastricht!
Ik woon niet op dat adres, en het pakje is ook niet voor ons en ook niet voor de oude zieke man op nummer 208.
Wij kunnen de brief ook niet ophalen. Wij zijn namelijk niet de geadresseerde
Wij WILLEN de brief ook niet ophalen.

Als u de zending niet ophaalt wordt die na 7 werkdagen gewoon teruggestuurd naar de afzender.

Ja mevrouw, dat is dus de reden dat we bellen. Dat willen we voorkomen. Het kan immers zijn dat de geadreseerde gedupeerd zal zijn als de brief te laat arriveert.
De bezorger heeft een fout gemaakt en het lijkt ons redelijk dat de geadresseerde door u gewaarschuwd wordt. Het post NL punt waar de brief nu ligt is vele kilometers van ons en van de werkelijke geadresseerde verwijderd. Ook dat is slordig.

We legden het nog drie keer uit, langzaam en duidelijk.
Toen sprak de beleefde welwillende dame die zeer traag van begrip was: Ik geloof beste mevrouw Eijkel-Koorn dat ik u nu begin te begrijpen.
Mijn man en ik rolden met de ogen en zuchtten diep.
Even later werd ons duidelijk dat ze ons nog steeds niet begreep.
Om moedeloos van te worden.
Heb je je telefoon op opnemen staan? Vroeg mijn man zacht.. Helaas niet, voegde ik hem toe. Het lijkt wel een act van die goede oude henk Elsink van vroeger. We kregen langzaam de slappe lach.

Ondertussen hadden we alle gegevens die vast niet prijsgegeven hadden mogen worden volgen sde AGV op het kaartje geschreven.
Mevrouw, sprak ik
we komen zo geen steek verder. Ik ga neerleggen ik wens u een prettige dag verder.

Met wat speuren vonden we op het adres en vermelding van een seksshop en een telefoonnummer. Dat telefoonnummer gaf gaf...tuut tuut tuut. Het nummer bestond niet meer.
We besloten onze boodschappen in de buurt van de werkelijke geadresseerde te doen.
Ter plekke bleek de videotheek/seksshop opgeheven. Er hing een vergeten uithangbord. De deur stond open en in de gang hing een rij van 8 brievenbussen. Bij elke brievenbus een bel en bij de brievenbus van J. van de Kerktoren: de bel doet het niet.
We gooiden het briefje in de bus.





Geplaatst in Uncategorized | Een reactie plaatsen

Standaardtaal ABN is geen vijand van dialect

Aleid Truijens
schrijft in haar column vandaag terecht dat veel Nederlanders en taalliefhebbers haast lijden onder de verloedering van onze taal. Ze constateren dat onze taal steeds slonziger wordt gebruikt. Onderwijs, doe er wat aan!
Onlangs kwam in het nieuws dat de gedeputeerden in het gouvernement Limburg (provinciale staten van Limburg) erop uit zijn om het Limburgs te verheffen tot vergadertaal in hun bolwerk aan de Maas.

Trots en patriottisme (in dit geval regionale) zijn hier de roergangers van de beweging. Rond 1960 was zogeheten ‘Algemeen Beschaafd Nederlands’ de taal van het onderwijs, de overheid, van radio, tv en krant. Er bestond een scherpe scheidslijn tussen goed en fout, in spelling, grammatica en uitspraak.
Het doel van de STANDAARDTAAL was ondubbelzinnige begrijpelijkheid van gesproken en geschreven teksten.

Het instellen van een standaard voor de landstaal is niet bedoeld om de vele taalvarianten te kleineren. In tegendeel die kunnen, en zullen naar ik hoop blijven bestaan.
Door alle kinderen de standaardtaal tot in de puntjes te leren beheersen zorg je voor gelijke kansen in onderwijs en later werk. Het is een van de middelen om discriminatie te bestrijden.
Zoals mensen uit India in nederland thuis hun eigen taal kunnen spreken, evenals Turken of Somaliers kunnen ook dialectsprekers dat doen.
In het dialect wordt een deel van de cultuur bewaard dus koester dat!
Straattaal is er altijd geweest, boeventaal ook, Bargoens bijvoorbeeld. Moet je in het onderwijs en in de media toegeven aan het pleidooi voor lossere regels​ omdat volgens onderzoeker Doreleijers. Jongeren kiezen de taal die ze spreken door hun keuze voor de groep waar ze bij willen horen’
Veel jongeren willen ook de hele dag snacken, uitslapen, comzuipen, vapen…. Wat is het doel van opvoeden en onderwijzen? Elke beroepsopvoeder van mens endier kan je vertellen dat opvoeden vooral ¨grenzen stellen”is, dat is iets anders dan Pleasen ofwel toegeven.
Opgroeiende kinderen zoeken zoeken een eigen weg en zoekende grenzen op. Die grenzen moeten dan wel waarneembaar zijn. Grenzen bieden veiligheid, mits ze gehandhaafd worden. Dat is zelfs zo met taal.
In de standaardtaal kunnen we elkaar, ongeacht herkomst of accent, allemaal begrijpen. En jaAls je goed bent in de standaardtaal, sta je hoger op de maatschappelijke ladder’ Dat klopt niet altijd maar het moet een beweegreden zijn om het taalonderwijs enorme waarde toe te kennen.
Als je je erin verdiept kom je ook tot de slotsom dat goede beheersing van het Nederlands een mooi opstapje is om ook een andere taal met meer gemak te leren.
Goed taalonderwijs stimuleert het denken zoals ook wiskunde en schaken dat doen. Goed taalonderwijs kan, beter moet uitermate leuk zijn. Mooie teksten, mooie klanken worden door mensen van alle leeftijden gewaardeerd. Kijk naar wat er gebeurt in popmuziek, teksten doen ertoe.

Het loslaten van correcte spelling, grammatica en uitspraak leidt tot verwarring. In eerste instantie lekker makkelijk en dus aantrekkelijk maar nieuwe Nederlanders gaan onze taal daardoor wel heel onbegrijpelijk vinden als er geen duidelijke regels meer zijn.
Ik vergelijk het voor het gemak met het verschil tussen de Friese taal en de talen in Limburg.
Een “Hollander” die naar Zuid-Limburg krijgt het zelden voor elkaar “plat te kallen”. Verstaan wil wel lukken, maar de regels die elke 4 kilometer verderop anders zijn plus nog weer eigen vocabulaire maken het te lastig. In Friesland bestaan er ook talloze variante op de Friese taal maar leert met op school ….ja juist, de Friese standaardtaal.
Iedereen mag spreken zoals hij of zij wil, maar niet in elke omstandigheid. Correcte taal is als een uniform, dient de herkenbaarheid.
We willen ook geen politieagent in een zwembroek op straat. In zijn vrije tijd mag die agent kleding zelf kiezen.
Ik vond grammatica vroeger soms stomvervelend en zag er pas veel later het nut van. Het had zeker boeiender onderwezen kunnen worden. Zonder grammaticalessen had het ook gekund.
Mijn taalbeheersing was al jong behoorlijk goed. Waarom? Mijn moeder was mijn grote voorbeeld maar evenzo de taal die ik hoorde van de juf en de meester, van de dokter, de taal op de radio en de taal op tv in tijdschriften, boeken en kranten Taal leren gaat heel veel makkelijker als je de voorbeelden voortdurend om je heen hebt.
Dus terug naar goede uitspraak en zinsbouw op radio en tv, terug naar correctie voor de taal gedrukt wordt. Dat is niet Ondemocratisch maar juist het cement van een eerlijke samenleving met respect voor heden en verleden.
Ter illustratie wat voorbeelden van NPO en uit de Volkskrant of NRC:
de weerman: er zullen weer veel bijen zijn morgen
het gaat over buien
gevangenen zijn uit de gevangenis gebroken

gesprekken met mensen die ik voer (wat voer je hen?)
de gesprekken die ik voer met mensen

een klooster gebouwd in de stel van zij waren op weg naar een excursie
stijl

er wordt minder dan de helft kool gedolven dan voor de oorlog
minder dan de helft van de hoeveelheid die voor de oorlog…. heel omslachtig
beter: er wordt half zo veel kool gewonnen als voor de oorlog
vogels die tegen tegenwind in vliegen

er is tekort aan munitie
heeft niets met minuten te maken….MUnitie

dat gebeurde nadat de agent een knie op zijn nek had geduwd
wie zijn nek? diens nek….de nek van de overvaller die werd aangehouden

dat is waarnaar je probeert te zoeken
je probeert het te vinden, daarom zoek je ernaar

dat is een doekje tegen het bloeden
tegen het bloeden

het is een beweging die elkaar aanmoedigt
voor elkaar aanmoedigen heb je meer dan 1 partij nodig
dat is een beweging waarbinnen men elkaar aanmoedigt

laten we elkaar even voorstellen
bedoeld wordt niet dat ieder een ander voorstelt maar ieder zichzelf
Als iedereen zich even kan voorstellen

in Eindhoven botste een bestuurder tegen een boom na een politieachtervolging
TIJDENS een politieachtervolging

de jongste is 17 de oudste is 86 die er vandaag bij zijn
van de deelnemers die er vandaag bij zijn is de jongste 17 en de oudste 86

de uitslag is belangrijk om zo te willen weten hoe we….
de uitslag is belangrijk omdat we willen weten hoe

aantal mensen die worden uitgenodigd
het aantal dat
de aantallen die
het aantal van de mensen die







Geplaatst in Uncategorized | Een reactie plaatsen

Help mee om het Heuvelland mooi te houden.

https://petities.nl/petitions/realiseer-geen-camping-aan-de-keerestraat-in-eckelrade?locale=nl_gr

Geplaatst in Uncategorized | Een reactie plaatsen

met tradties die verdwijnen lijkt ook de sociale verbondenheid het loodje te leggen

De zon was al op, nou ja, zon?
Het was licht. En op straat was het heel stil toen ik de deur achter mij in het slot trok. Een stevige wind in het gezicht, niet koud, wel guur beende ik naar de kerk. Zondag en ook oudjaarsdag.

Acht jaar geleden was ik hier komen wonen, in dit dorpje in de Limburgs heuvels. Een glooiend landschap met nog veel landweggetjes waar je her en der kapelletjes vindt, en kruisen, wegkruisen, heiligenbeelden, moordkruisen; allemaal ornamenten van het katholieke geloof.
Nou ja, meer herinneringen aan een katholiek verleden.

14 over negen wees de kerkklok. Net op tijd om nog even te groeperen met de koorzangers. De kerk banken waren nog leeg. Vanaf de smalle wenteltrap naar boven naar het orgel zag je nog beter hoe stemmig de kerk versierd was met de enorme verlichte kerstboom achter op het altaar en de grote traditionele kerststal in de hoek rechtsvoor.
Alleen daarom al zou je toch even een kijkje in de kerk kunnen nemen.

“Ben ik de laatste, zoals vaak?”
Nee Johan moet ook nog komen. En de gelegenheidsorganist is er al
Net op dat moment klonken de eerste orgeltonen door de kerk.
“ik kom alleen maar hier voor de muziek”
schoot het me door het hoofd.
Ook vroeger, meer dan 50 jaar geleden hield ik stil bij elke kerk als daar muziek uit opklonk naar buiten. Oefenden organist of andere muzikanten terwijl de kerkdeuren openstonden, dan bedacht ik mij niet lang en schoof stilletjes in een van de lege kerkbanken.

“Waarom staan we eigenlijk hier?” ginnegapten wij koorleden onder elkaar.
“Zie jij beneden al iemand of zingen we vandaag alleen voor de pastoor?”
Bij ieder geluid onder ons boog een van ons zich over de balustrade om te zien of er gelovigen kwamen.
We hadden moeite om niet baldadig te juichen ten er warempel iemand plaatsnam. Mevrouw Smeets, een trouwe gelovige.
Weer meenden we de zware kerkdeur te horen maar nee… loos alarm.

“Is het al half 10?”

“Nee nog niet, nog 5 minuten.” We stonden allemaal klaar met een rood boekje gezangen in de hand. “Ja!”, zei Marja. “Wat? We hebben een evenwicht?”
“Huh?”

“Er zitten er 15 beneden.”
“Dus net zo veel als hier boven.”


Het belletje klonk, de pastoor verscheen. Knap toch hoe zo’n man net zo toegewijd kan spreken voor een volle als voor een haast lege kerk.
en het koor zingt ere zij God, u bent van harte uitgenodigd om mee te zingen , bladzijde 71 in het boekje.”

Boven keken wij elkaar lachend aan…. we wisten dat mensen ons graag horen zingen, maar meezingen? Ho maar.
Als het om zingen gaat zijn Nederlanders, ook Limburgers dus, een laf volkje. Ze zijn zo bang om af te gaan, dat ze zichzelf en de ander er maar al te graag van willen overtuigen dat zij echt niet kunnen zingen.
Als je dan langs je neus weg vraagt of ze wel eens meezingen met de radio? “O ja, heerlijk, ik heb de radio altijd aanstaan” Jokkerij dus, of… nou ja ergeren helpt niet. Maar wat helpt wel?

De pastoor is uitgesproken en er zijn al wat gezamenlijke gebeden gepreveld. De hostie wordt uitgedeeld, we vullen de ether op met nog een gezang.

Tussen de gezangen in komen herinneringen in mij boven. Geen dag zo goed voor mijmeringen als oudjaarsdag.
Hoe mijn dochter Karolien me ongelovig had aangekeken toen ik 7 jaar geleden vertelde dat ik die zondagochtend bezet was omdat ik moest zingen in de kerk.
“Huh? Jij? In de kerk? Je bent toch niet gelovig? Of ga je je nu ook laten dopen.?”
Het had haast als een verwijt geklonken.

“Waar maak je je druk om? Ze zijn hier muzikaal. Iemand had gehoord dat ik zangervaring had en vroeg of ik mee wilde zingen in het koor. Ik heb toen geaarzeld. “Ik ben niet gelovig, zelfs niet gedoopt.”
Maar dat vond niemand een bezwaar. Het was zelfs niet erg als ik niet steeds zou meezingen in de zondagse kerkdiensten. “U bent echt zeer welkom, kom gewoon een keer vrijblijvend”

Dat is intussen 8 jaar geleden, in het voorjaar.

Een kerkkoor, dacht ik toen, ik weet het niet. Met mijn ervaring in een groot operakoor had ik mij in een van mijn vorige woonplaatsen ooit gemeld bij een oratoriumkoor. Het duurde niet lang voor ik daar weer snel vanaf ging, niks voor mij. De mensen waren vriendelijk geweest, daar niet van. Maar die sfeer, zo benauwend.
Maar ja , dat was toen. Na een van de volgende verhuizingen dompelde ik me onder in een koor dat vooral Russisch-orthodixe gezangen instudeerde.

Dus toen het 8 jaar geleden kerstmis werd en ik in Zuid-Limburg het zingen miste en snakte naar wat meer kerstsfeer, trok ik de stoute schoenen aan. Ik liep de straat uit richting kerkplein, naar de nachtmis, om te luisteren maar vooral ook om te zìngen.
Benedictus was thuis gebleven. Grappig natuurlijk want hij is per slot van rekening wèl gedoopt en goed katholiek opgevoed.
De kerk was afgeladen vol. Ik kende nog niet veel mensen. Maar hoe gaat dat in zo’n klein dorp, zij kennen jou al wel snel!
Ik bleef bescheiden staan achterin, maar ik werd gewenkt. Er werd van verschillende kanten gebaard dat er plaats voor mij was.
Een beetje schuchter schoof ik op het einde, of begin? van een kerkbank.
Het was warm in de kerk, en prachtig, feestelijk kon je ook wel zeggen.

Mijn herinnering aan die avond is, dat ik verrast was door de de kwaliteit van het koor in dit kleine dorpje. Een dorpje van slechts 500 inwoners…. het overtrof mijn verwachtingen. Het klonk niet alleen zuiver maar echt mooi. Er werd nog meegezongen in de kerk. Iemand stootte mij aan ” u moet bij het koor gaan.”
De eerstvolgende repetitieavond, in het nieuwe jaar, was ik present. Ik viel in een warm bad. Het duurde niet lang of ik dacht bij mezelf, ” wat maakt het ook uit, ik kan ook op de zondagochtend meezingen. Zingen is gewoon heerlijk. Welbeschouwd kun je je afvragen of de klassieke muziek, de meerstemmigheid de akkoorden niet grotendeels te danken zijn aan de religieuze riten in Europa.”

Ik ondervond ook de sociale verbondenheid waar het kleine oude kerkje hier in het dorp nog een zichtbare rol in speelde.

Geïnteresseerd als we waren verdiepten wij ons samen in alle traditionele feesten in het dorp en de omringende dorpen. We – inmiddels zongen we beiden – hoorden in de nazit van de koorrepetities schitterende verhalen. Er werd veel gelachen maar er was duidelijk ook al het een en ander verdwenen. Het moderne leven brengt veel maar, zoals de zee, het neemt ook veel.

Vastelaovend hadden we al gadegeslagen, een carnavalsmis zelfs. Dat wil zeggen een mis op de zaterdagavond waar alle mannen die zo’n steek met lange fazantenveren dragen op de voorste banken zitten maar:
teleurstellend de liederen die speciaal voor hen bestemd zijn al niet meer durven (of kunnen?) meezingende. Er zijn heel wat feestelijke avondsessies voorafgaande aan de drie feestdagen, de stoet door het dorp met jawel Praalwagens en een heuse lichtstoet op een der avonden. Alles werd ons wekelijks aangekondigd door een eenvoudig dorpsblaadje in de brievenbus. Doop, communie, overlijden en geboorte … iedere inwoner wordt op de hoogte gebracht. Vergeet ik nog bijna de indrukwekkende uitvoeringen van de harmonie en de dansgroep.

Pasen…. met de geelversierde kruisen en bloemboeketten langs wegen en op vensterbanken, weer later het oude ritueel om vruchtbaarheid af te roepen over de akkers: op Hemelvaartsdag de den die gekapt en gehaald wordt door de jonkheid (de ongetrouwde mannen) onder aanvoering van de pastoor en feestelijk opgezet op het plein door slechts de mannen. Hoe het vakmanschap werd doorgegeven door eerst de oude al of niet getrouwde mannen te laten werken bij het opzetten. Het gaat kundig geheel met mankracht, volgens traditie, uiteraard onder het genot van biertjes. De vrouwen verzamelen zich ook op het plein en er wordt heel wat gekletst en gelachen.

Weer wat verder in het voorjaar. In verschillende straten zijn door buurtbewoners gezamenlijk bogen opgetrokken om het heilige te eren. Op de bogen zo mogelijk een spreuk.

De opmaat naar de bronkprocessie: Zondagochtend om 5 uur wordt iedereen gewekt door een trompetgeschal en een trom door de straten. Aan de slag: bloemen, vlaggen en vaantjes in kerkelijke kleuren worden van stal gehaald. Na een korte kerkdienst stelt de lange stoet zich op. Flambouwen, baldakijn en draagbaren met heiligenbeelden worden onder de mannen verdeeld. Vaandeldragers worden aangesteld; alle oude verenigingen dragen de naam van een heilig. De sfeer s vrolijk, opgetogen. Mensen zien er picobello uit.

Begeleid door de onder andere harmonie en het kerkkoor trekt al wie lopen kan plechtig eerst door de paar straten waar prachtge bijzondere mergelzand-figuren en bloemtapijten in het midden van de rijweg liggen. Rozenblaadjes worden gestrooid.

De stoet moet opletten er niet bbvenop te stappen terwijl de heiligenbeelden en vele vaandels van de verenigingen worden rondgedragen onder begeleiding van de drumband of een stemmige melodie van de Harmonie versierd zijn, en niet te vergeten de groep biddenden Wees gegroet Maria vol van genade…… Wie niet meeloopt staat langs de kant. De communikantjes zijn aandoenlijk en doen hun plechtige werk met bloemetjes bij elk altaar dat onderweg wordt aangedaan.

De vlaggen hangen uit, de dorpsvlag, de Limburgse vlag en de vaantjes die behoren bij zo’n kerkelijk gebeuren.


Na een rondgang door de straten vervolgt de stoet haar weg over de landweggetjes rond het dorp en houdt pas weer stil bij het verstafgelegen hoekje van het dorp. Ook daar bij een altaar om te eren te brengen met gebed, met wierook en zang en zelfs saluutschoten.

Als Bert Haanstra het geweten had, had hij het zeker verfilmd. We wanen ons in een ander tijdperk en toch in het heden. Niet verkeerd. Folklore? Ja ook maar de overtuiging voor de echte beleving was toch ook nog voelbaar en toerisme en commercie zijn onzichtbaar.
Kortom, een echt feest. Bij het laatste altaar op het kerkplein wordt wordt door allen luidkeels gezongen “o sterre der zee” en spontaan vatten de jongelingen elkaar bij de hand voor de reidans, de cramignon. Het dorp komt samen in muziek, in en om de harmoniezaal komen alle inwoners elkaar tegen.
Het hele jaar hangt van feesten aan elkaar, het is haast vermoeiend. Te veel voor een stelletje Hollanders misschien.
Maar we zijn er nog niet er is nog een weidefeest met een tractorenoptocht door het hele heuvelland, een kersenfeest waar de oude tradities nog teruggeroepen worden en er traditionele lekkernijen gebakken en gedronken worden. Dorpen verenigen zich op zulke bijeenkomsten.

Klaar?
eh nee, er is een eigentijds luidruchtig muziekweekend voor en door jongeren in augustus en na een wat rustige zomertijd maken ze zich op voor Allerzielen en Allerheiligen , een mis op de zondagmiddag krijgt een vervolg in een stoet die zich naar het kerkhof begeeft. De graven zijn allemaal gepoetst en het is een bloemenpracht.
Het jaar gaat op december aan.

Als ik terugloop naar huis, voel ik mij toch wat treurig om de teloorgang van de gebruiken. Natuurlijk, het geloof is niet meer wat het geweest is. Velen voelen zich ook bevrijd van de druk die ze voelden vanuit de kerk, sommigen zijn achteraf zelf een soort van boos.
En toch…. gooien we niet het kind met het badwater weg? Moet je mij nu toch horen; de ongelovige notabene.

In die luttele 8 jaren hebben wij “de Hollanders” al zoveel zien verdwijnen. Het kind van het badwater…. misschien toch een beetje dat kindje in de kribbe? Het kindje dat ons mensen wees op het belang van vergeving, van tweede kans maar vooral op de kracht van samen…. het schrille contrast met de ik-samenleving van 2023.

  1. De behoefte aan een intieme feestelijke sfeer in de donkere decemberdagen. Er wordt minder stil gestaan bij de oorsprong van de feesten en des te meer gedaan aan de bijbehorende kerstversiering.
    Nooit eerder waren er zoveel lichtjes in de staten, werden er zoveel verlichte en glimmende zaken aangeschaft in de tuincentra.
    Maar nu de school verdwenen is, het kerkkoor nog goed zingt maar oud is en ernstig uitgedund, de harmonie snakt naar jonge aanwas, de kerk geen geloof meer heeft en dus niet meer velen samenbrengt weet je dat de eenzaamheid groeit.

    Tijd voor een nieuwe bezieling in de kerk. Kerkbezoek hoeft geen plichtsgevoel te dienen maar moet weer een bron van vreugde zijn. Dat moet toch kunnen? Zelfs voor ongedoopten en mensen die al die heilige tradities maar onzin vinden. Het is immers toch de christelijke gedachte die onze normen en waarden gestalte gaf, ons rechtsstelsel zelfs, onze staatsinrichting ook. Dat mag en moet misschien ook wel, gekoesterd worden.

    Juist zo’n feest van lichtjes en muziek, als Pasen en Kerstmis biedt de mogelijkheden om ook ongelovigen te verleiden tot kerkbezoek.
  2. Mijn droom:

Er is haast een jaar weer voorbij. Het is herfst de eerste pepernoten zijn weken geleden al in de winkels neergelegd.
Er is veel gebeurd.
Door een donatie van een ongeruste inwoner gleed er in alle brievenbussen een blaadje vol oproepen.
Een provisorische dorpsraad was tot stand gekomen.
Daarin zaten ment name mensen die nog energiek waren maar vooral ook vanouds geworteld in het dorp.

Uiteraard zaten daar wat leden van de Harmonie en de drumband bij. De muziekverenigingen wareb al ruim 100 jaar de spil van dorpsactiviteiten.
Niemand had zich laten ontmoedigen door uitspraken als:
“jonge mensen hebben het nu eenmaal druk/ het leven is veranderd…..”

integendeel ze keerden het om:
“jonge mensen maken zich vaak te druk ze hebben behoefte aan een ander leven.”
“Jaja”, schamperde iemand, “om zichzelf op nieuw uit te vinden zeker. Depessiviteit onder jonge mensen komt toch ook door eenzaamheid met doppen in je oren. Onafgebroken aanstaan op je mobiel. We moeten overtuigen prioriteiten stellen, daar gaat het om. Thuis heb het vaak over prioritijd…ja met een lange ij en een d!!!, als je snapt wat ik bedoel.

Verwijten? Nee die waren er niet. Het startpunt was hoop.
Giel…. een oude boer en natuurliefhebber had gezegd… Geen mans van onder de 30 heeft gezien hoe rijk het land hier vroeger was. We joegen op patrijzen, er liepen hazen, en fazanten. De percelen waren begrenst met hagen die ruimte kregen. In de bermen groeiden spontaan wilde bloemen. Vlinders waren niet bijzonder en het aantal vogels niet te tellen. We zochten wilde champignons in de weilanden. De reeën werden niet opgejaagd door honden. Uilen vonden nog nestplaats in oude bomen. De koekoek liet zich elke lente horen.

De twee jongste leden van de nieuwe Dorpsraad, Sjanneke en Sjeng hadden beteuterd gezeten. Is dat echt zo kort geleden? Het klinkt als een paradijs.
Ja dat was het ook. Maar wel een arm paradijs misschien.
Hoe komt dat?
Ruilverkaveling zuchtte de oude garde aanwezig.

“Nou mensen,” sprak de oude Mia kordaat. “Het is hier gegaan als overal. Met nieuw kon verdiend worden, indruk gemaakt en achteraf zie je dat je te veel hebt weggegooid. We hebben wat te repareren.

Wat denken jullie van het vormen van werkgroepen?
Ik dacht zo: werkgroep Bronk 2.0 ….. gezellige bijeenkomst van te voren in de zaal. Nadrukkelijk ook voor jonge gezinnen… korte uitleg over de traditie.
workshop mergelfiguren maken
workshop nieuwe boog optuigen

workshop vaantjes maken

workshop bloemkunst

werkgroep voortuinen

bijeenkomst groen moet je doen

steen eruit groen erin….(hoe dan?) lief zijn voor je kleinkinderen
wedstrijd natuurvriendelijkste tuin/ insectvriendelijkste tuin/ eetbare tuin/
voor kinderen: de hoogste zonnebloem de mooiste vierkante meter

workshop koken zonder winkel
een stekkies ruilmarkt en in de zomer een markt van jammetjes en andere eetbare huisvlijt”

“Wacht effe. Maar we waren er toch om oude tradities te beschermen? “

“Word wakker, het is tijd voor een herontdekking van het mooie van vroeger! Niet alles was goed maar ook niet alles was slecht.”

“Dat is waar natuurlijk”, nam Frans Meertens het woord over. Hij was een jonge vader en had. Hij woonde sinds twee jaar met zijn vrouw en dochtertje in de Klompenstraat. Zijn Limburgse wortels hadden hem terug naar huis gevoerd na zijn studie in Utrecht.
“Ik zat meer te denken aan Sint Maarten met lampions, dat moet hier vroeger toch ook gevierd zijn?
Lastig, we hebben tegenwoordig natuurlijk de 11de van de 11de die hier oppermachtig is.
lampionnenoptocht dus…en lampions maken voor jong en oud en de school vragen om liedjes aan te leren…. of het koor en de harmonie.”

Annie zwaaide met een hand in de lucht: “Wacht jullie zijn nu al met november bezig maar Pasen.
Vroeger was hier een pastoor die de kinderen in zijn tuin liet eieren zoeken.
Als we nu eens door het hele dorp in de voortuinen eieren verstoppen en een mooie paaskrans maken / verkopen voor het goede doel.
De kinderontspanning kan wel wat extra geld gebruiken.”

Elly ging staan. “Mensen kerst… dat is een feest voor iedereen. Kerst en kerstvakantie daar ontkomt niemand aan. Daar ligt een enorme kans. Maar het is een zaak van planning en samenwerken met àlle verenigingen die we hier kennen. Met alle bedoel ik dat oude en nieuwe inwoners meedoen, jong en oud en dat de term “hollanders” niet gebruikt wordt. Het gaat om de eendrachtige samenwerking, de eenheid. Gut moet je mij nu horen \. Maar echt Plannen betekent op tijd beginnen luister.…”

en zo was het gekomen:
In de laatste week van september zat de vrouwenvereniging bijeen en inventariseerde de mogelijkheden om samen prachtige dingen te fabriceren voor een kerstmarkt.
Al snel kwam naar voren dat het niet louter een zaak van vrouwenhand mocht zijn.
Op verschillende tijden in de week zou er gezamenlijk geknutseld kunnen worden. Er werd hulp ingeroepen van de mensen van het repaircafé, van de vluchtelingen die in het dorp les krijgen,
er werd ruimte bedacht om materialen en eindproducten op te slaan
vogelhuisjes, sieraden, houten kerstbomen, kerstmutsen en sjaals boomversiering, kerstkransen, kaarsen, servetten, tafelkleden, verlichte huisjes, kerstkaarten, kerststalletjes van hout en allerlei materialen en ga zo maar door. Een grote stormvaste kerststal voor op het plein van de harmoniezaal.


Via een speciale website www.ikkeldermetonsallen.nl bleef iedereen op de hoogte en groeide het enthousiasme. Zelfs de grootse pessimist werd aangestoken door het geloof van de optimisten.
Zelfs een verhalenwedstrijd kwam op het programma. Iedereen kon ze lezen en een cijfer geven. De drie beste verhalen zouden worden voorgelezen tijdens de kerstviering.
Er werden kleine kerstensembles gevormd voor Ikkelder zingt en speelt …. Er waren prijzen te winnen voor zang en muziek.
Wat niemand voor mogelijk had gehouden gebeurde. Bewoners maakten tijd en kwamen elkaar vaker tegen op straat.

En een wandeling werd bedacht. We kunnen niet wegblijven bij de kribkeswandelingen…we sluiten aan. Maar dan wel op Ikkelderwijze.
De pastoor is bereid mee te helpen door kerststallen beschikbaar te stellen. Huis aan huis werd gevraagd om mee te doen, “heeft u plaats voor een stalletje?”

Ondertussen was er een werkgroep bezig et het zoeken naar kerstvertellingen en liederen uit de hele wereld om die op de een of andere manier bij de verschillende kerststallen aan wandelaars over te brengen.
Een kerststallenswandel-rally was ook in de maak voor gezinnen met kinderen en iedereen die een frisse neus moet halen in december.
Kortom het dorp begon te bruisen en het gonsde steeds harder naarmate kerstmis dichterbij kwam.


De kerstmarkt

De eerste zondag na Sinterklaas was het zover:

Bij de 2 hoofdingangen van de Dorpsstraat stond een boog stemmig versierd en verlicht.
In de plaatselijke pers en media was alles aangekondigd.
Voor de ingang van de zaal stond een gezelschap in Dickenskledij kerstliederen te zingen met en in afwisseling met muzikanten van de harmonie. Er was ook een modernere groep met swingende Amerikaanse kerstliederen.

Ook stond er een wafelbakker en waren er koekjes en andere lekkernijen te koop. Het zag er allemaal zo mooi uit.
En natuurlijk was er ook iets lekkers te drinken koffie of een beker chocolademelk of glühwein. Voor een keer een feeststemming zonder bier.
In de harmoniezaal waande je je in een winterpaleis met een betoverende kerstmarkt. Het aanbod had ieders verwachtingen overtroffen. Was het niet te veel? Zou het allemaal wel van de hand gaan?

Er was een prachtig boek te koop Kerstmis voor en door Ikkelder. met de kerstverhalen die waren ingeleverd. Verschillende kunstenaars hadden er zelfs illustraties bij gemaakt. In de voorintekening waren er al 150 boeken verkocht. Wie vandaag mis zou grijpen kon zijn naam opgeven en was verzekerd van aflevering nog voor kerstavond.

Elk uur werd er even stilte gevraagd door 2 leden van de jonkheid verkleed als Notenkraker samen met een prachtige tune van een trompet en een tamboer. Dan lag de verkoop even stil. De aandacht was voor 1 kerstverhaal voorgelezen door een van de kinderen. Naast de voorlezer een schaal voor de vrije gave.


Op het plein voor de kerk stonden prachtige kramen rond de hoge kerstboom en op de weg naar boven richting de kerk en op het plein van de kerk.

Een arrenslee met belletjes op wielen met een levensgrote Rudolf met rode neus papier-maché stond op een onderstel van wielen voor een euro kom je van de zaal naar de kerk glijden. Op het kerkplein stonden verschillende koren te zingen en een koperkwartet te spelen.
Bij de ingang lagen gekleurde kaartjes in de vorm van bal of ster of engel om een wens op te schrijven die je dan binnen in de grote kerstboom kon hangen.

In de kerk was het prachtig verlicht en versierd Alle stalletjes die kinderen thuis gemaakt hadden stonden er opgesteld. De bezoekers bij de uitgang aangeven welke stal volgens hen de mooiste was.

Buiten de kerk stond al wel een stal met een os en een ezel, schapen…en een lege kribbe want het kerstkind lag er natuurlijk nog niet in.

Bij de kerkdeur lag de route voor de kerststallenswandel-rally erbij. Wie vandaag in de kerk inleverde kreeg een bon voor een gratis wafel en een beker warm vocht.

In de kerk waren 3 sessies “kerstliederen zingen met en zonder kinderen van samen zingen” onder begeleiding van orgel en fluit en viool en wat slagwerkers van de harmonie. De dirigent van het kerkkoor en het koor van oude knarren was er. maar ook een popzangeres. Geloof in muziek! Kom binnen. Zingen is voor iedereen.(ook voor ongelovigen) stond er in zwierige letters bij de ingang.

Om 5 uur ging er een dorpsomroeper door de straat. De kramen waren haast leeg.
Komt allen naar het kerkplein “komt allen tezamen”
De oudste inwoner van het dorp klom stond op een verhoginkje van de kerk.
Leef lui van Ikkelder

Ik ben emotioneel van ons prachtige dorp.
Nooit durfde ik te denken dat we Ikkelder zo mooi op de markt konden zetten.
Van de opbrengst -en ik verzeker u allen, die is onverwacht groot-
zullen we een prachtige dorpstuin inrichten waar iedereen kan genieten van bloemen en kruiden en verder zullen we er Ikkelder aan tafel uit bekostigen. Daarover meer in het nieuwe jaar..


Dan wil ik nu naar voren roepen Geert Vermeulen Anja Jacobs en Jos Pastoors, Ari Smeets Marieke Jansen en onze dorpsoma: Mietje Molenaar.
3 winnaars van de kerststallenwedstrijd en 3 schrijvers in den dop!
Prijzen werden uitgedeeld onder luid applaus.
We hebben talent hier in het dorp.
Ik wil zo vreselijk veel mensen bedanken, er is geen beginnen aan. En daarom….
daarom begin ik gewoon niet, ik noem geen namen.
Ik zeg gewoon: ons dorp leeft, ons dorp bruist, Ikkelder….bedankt!!!!!
Een stormachtige bijval klonk op, de handen gingen op elkaar trompetten schetterden, er werd gefloten en hoera geroepen.

En tot slot vraag ik aan de harmonie die zich hier zojuist heeft opgesteld om nog wat te spelen waar wij bij kunnen zingen.
En……
Ik hoop dat we velen van u, van jullie dit jaar ook op kerstavond in de kerk kunnen begroeten. De kerk is van het dorp en als je niet gedoopt bent of niet meer gelooft geloof die ene avond dan toch in elk geval in ons dorp, i de vrede en in de muziek, in de kracht van samenzijn.

Er werd geklapt en 20 minuten lang zongen velen de longen uit het lijf. De organisatie, moe maar voldaan ruimde fluitend op.
Er werd nog uren geteld….. zoveel? Niet te geloven.
En kerstavond was in lange tijd niet zo mooi geweest als dat jaar na de kerstmarkt.

Geplaatst in Uncategorized | Een reactie plaatsen

Van wie is de taal….? Van ons allemaal!!!!

Niemand! De taal is van ons allemaal. We kunnen wel een taalorm afspreken maar de taal als instrument is ons gemeenschappelijke sociale gereedschap. Niettemin gaat het af en toe mis bij de instituten die zich gedragen als taaltsaar. In sommige landen leven groepen mensen aan wie het verboden is om hun eigen taal te spreken of te schrijven. Omdat je op die manier kinderen vervreemdt van hun eigen cultuur en dus hun eigen geschiedenis hoopt een regime een volk in haar macht te krijgen.
Gelukkig hebben wij daar in ons land geen last van. Dat wil zeggen..…
De woke-cultuur van de afgelopen jaren heeft veel mensen zo vreselijk bang gemaakt om voor racist uitgemaakt te worden dat ze het woord zwart”in veel uitdrukkingeen samengestelde woorden niet meer in het openbaar durven uitspreken. En zelfs de officiele taalinstituten bewegen mee met die trend.
Ik neem als voorbeeld wat ik onlangs op de radio hoorde in het natuurprogramma vroege vogels. Het onderwerp was de benamingen van planten en dieren die de laatste jaren regelmatig aan verandering onderhevig is.
Het begon al met de opmerking dat er nog steeds veel geharrewar is over de naamsveranderingen zoals roodborstje …roodborst, puttertje….putter winterkoninkje winterkoning.
Er zijn blijkbaar mensen geweest die zich ergeren aan de uitgang die aangeeft dat het kleine diertjes zijn. Wees eerlijk ….het is liefkozend en liefhebbend. Bovendien gaat het ook echt om kleine diertjes… dat voelt een ieder ook meteen. We spreken niet van een adelaartje. Maar dat piepkleine vogeltje dat winterkoninkje heette moet je niet verwarren met koning Winter en als je het hebt over een putter denk je eerst: en wat put hij dan? hebben we het over de golfsport? of daar heb je de Jantjes daar komme ze an, de mannetjesputters, van Rotterdam ….stoere kerels!!!
Roodborst brengt je al snel bij een adelborst…. heeft niets met vogels van doen.
Wie had er eigenlijk last van die namen? Waarom zou je de namen van dieren zodanig veranderen dat je over een poosje oude boeken over vogels niet meer goed kunt begrijpen. De mensen die deze veranderingen opleggen nemen zelf de term taalzuivering in de mond. Bij mij roept dat een huivering op. Nog erger dan een taalpolitie.
U weet hoe Putin dat aanpakt? Geen oorlog maar een speciale operatie…. en waag het niet om het woordje oorlog uit te spreken. of etnische zuivering…. niet zo schoon.

Ik overdrijf niet. Zuivering….Dat gebeurt namelijk als je de naam Kaffirzwaluw verandert

De kaffirzwaluw werd opgevoerd. De vogelliefhebber natuurfotograaf spreekt het uit als kafferzwaluw. Toch maar goed als dat beestje een nieuwe naam krijgt omdat mensen aanstoot nemen aan die naam want de kafferzwaluw…. (Andrea van Pol werd er zenuwachtig van…. ja, u heeft die naam nu al twee keer uitgesproken, dat is wel genoeg)
Voetstoots wordt aangenomen dat het een scheldnaam is voor een afrikaans volk (Bantoevolk)
Maar klopt dat wel?
E als het zo is, wat dan dan nog! Moeten we dan die naam dan uit de geschiedenis schrappen? Nemen gedane zaken daadoor keer?

Als je achternaam Eijkel is en dat woord wordt heden ten dage als scheldwoord gebruikt, moet je dan uit je stamboom stappen door een nieuwe naam aan te nemen? Verandert dat iets aan wat zich in de geschiedenis heeft afgespeeld?

Houden mensen daardoor op met schelden, met pesten. Moet je je schamen voor je lieve overgrootvader omdat hij “zo’n rare naam” droeg?

Waartoe dienen achternamen eigenlijk?

Stel, je ontdekt dat een van je voorvaderen een ploert was, misschien een slavendrijver maar het kan ook zijn dat hij binnen de grenzen van ons landje een moordeaar was, een uitbuiter, een dief of een verkrachter. Wat gebeurt er dan als je een andere achternaam aanneemt? Dan doe je toch al die mensen die je wel graag in je stamboom wil vinden ook in de zak, is dat de bedoeling? Een postume belediging.

ander voorbeeld:
Adolf Hitler ….”je zal toch maar Adolf heten”, hoorde ik eens. Maar luister, er zijn meer hondjes die Fikkie heten. Die akelige misdadiger was ook genoemd naar een andere Adolf, maar wel een Adolf die niet zo verderfelijk was. Geen enkele reden dus om een keurige, lieve bewonderingswaardige Adolf in je familie niet te vernoemen of zelfs verstoppen.

Als je je verdiept in de geschiedenis van een woord en je neemt de moeite om zaken van alle kanten te bekijken ga je anders oordelen en wellicht ook minder snel veroordelen.
Angst is een slechte raadgever, en lafheid redt de beschaving niet.

Terug naar de Kaffirzwaluw. Inderdaad het woord kaffer wordt gebruikt als scheldwoord. Er zijn destijds ook mensen gemeden en gestorven omdat zij vliegende tering hadden …teringlijders. Niet het woord is verkeerd, de mensen die het woord zo negatief gebruiken deugen niet.

Als juf schreef ooit bewust het woordje POEP op het bord. De leerlingen keken verschrikt….een vies woord. Ooohhhh ! Vies? Ik veegde mijn hand over het woord op het bord, keek naar mijn handpalm: alleen een beetje krijt, is dat vies?

Kaffir is een woord van semitische oorsprong. Vanuit het Jiddisch kwam het in onze taal terecht. Boeren werden daarmee aangeduid, en veehandelaren. Door de vervolgingen gedurende vele eeuwen kwamen er vooral in Amsterdam relatief veel Joden wonen en dat zie je terug in de taal.

Een duikje in de geschiedenis:

Zo’n duizend jaar geleden, in de 11de en 12de eeuw, begonnen Kerk en overheden de joden meer en meer te beschouwen als een gevaar voor de christelijke samenleving. Contact met hen moest zoveel worden vermeden, joden mochten geen publieke functies bekleden, grond bezitten of christenen in dienst hebben. Ze konden niet toetreden tot een handels- of ambachtsgilde. Als jood werd het zo verdomd lastig handel te drijven of een ambacht uit te oefenen. Wat hen restte, was in elk geval de geldhandel, voor christenen verboden, maar niet voor joden. In de 11de en 12de eeuw werd in West-Europa de ruilhandel vervangen door de geldhandel. Maar in 1179 verbood de Kerk het uitlenen van geld tegen rente aan medegelovigen, zich beroepend op een bijbeltekst. Joden sprongen in dat gat, want zij waren geen christenen en vielen buiten het kerkelijk recht. Geleidelijk raakte de geldhandel zelfs voor een belangrijk deel in joodse handen. Natuurlijk kwam daar gedoe over. Als geldverschaffers kregen Joden de reputatie van woekeraars.

Joden waren dus eeuwen lang zelden boeren.
Of het daardoor komt of door de algemene hoogmoed van stedelingen; voor Amsterdammers was vroeger, en misschien nog stééds, iedereen buiten de stadsgrens een boer.
Een beetje negatief. En het woord boers wordt in onze taal vaak gegruikt voor onbeschaafd en onbehouwen.

Het Jiddische woord kaffir betekende boer en/of veehandelaar. Niet zo zeer een scheldwoord. Wèl een woord dat aangeeft dat het niet om mensen uit eigen kring gaat. De zigeuners zeggen gadjo (jiddisch gajes) voor de niet zigeuners.

En de Arabieren duiden de ongelovigen, de niet-moslims aan met het woord Kaffir. Dan is er ook nog een regio in het noord-oosten van Afghanistan dat Kaffirstan heet. (een religieuze afsplitsing?)
Heeft dus niets met discriminatie van een Afrikaans volk met een andere huidskleur te maken.

Als je niets kwaads in de zin heb, durf dan gewoon je eigen taal te gebruiken! Iemand voelt zich beledigd? Leg uit waarom dat echt niet nodig is.
Besteel het beestje niet van zijn naam. geen pijlstaartzwaluw maar een kaffirzwaluw.

Geplaatst in Uncategorized | Een reactie plaatsen

mijn jeugd in Breukelen

Het was een omschakeling van den Haag naar Breukelen maar ik kan me vreemd genoeg, niet herinneren dat ik er ooit verdrietig om was. Miste ik niks? Ja mijn vriendinnetje Wiesje miste ik en ik miste de overkant. Jarenlang dacht ik ….als er nou toch eens huizen met kinderen zouden staan aan de andere kant van de straat.

Aan de overkant van de straat, de Gerard Splinter van Ruwiellaan, lag een strook gras met een sloot. Aan de overkant van de sloot lag een berg. Dat vonden wij kinderen tenminste: een berg. We speelden bergbeklimmertje. Later begreep ik dat die graven van diezelfde sloot.
Nog weer achter die berg lag een uitgestrekt weiland dat doorliep bijna helemaal tot aan de dijk van het kanaal. Op de kanaaldijk liepen schapen en soms ook wel eens een poney.
Maar hoe kwam je daar?
Het duurde niet lang voor kinderen in een ondiepe plek van de sloot een soort dammetje gebouwd hadden. Zo kon je namelijk ook in een oude appelboomgaard komen. Het leven zat vol avontuur.

We speelden verstoppertje in het hoge gras op het veld waar ooit een school en een zwembad en nog veel en veel later een woonwijk zouden verrijzen. We plukten armen vol Pinksterbloemen en Margrieten.

Moeders stonden doodsangsten uit door die gevaarlijke sloot. Als de grasberm te hoog werd kon je kinderen niet in de gaten houden en niet alle kinderen konden zwemmen. Na een aantal jaren is het echt misgegaan en is er een klein meisje verdronken . Ik kende het kindje niet maar ik zal nooit de grote ontste tein ltenis vergeten van al die ouders die er getuige van waren waren dat het levenloze lichaam boven water kwam. Aan ons kinderen werd het zicht belemmerd, we stonden tweede rang, waarschijnlijk met opzet. We hoorden in elk geval wel de ontzetting.


Als je later zelf kinderen krijgt dringt het drama pas echt tot je door. Zulke beelden komen altijd weer een keer boven.

Toen wij onze intrek namen op nummer 82 was het erg stil, erg rustig; het was vakantietijd.
Ons rijtje van 7 huizen was al klaar en ook de straat was beklinkerd maar de zijstraat was nog een zandbak. De meeste huizen en lage flatgebouwen waren nog in aanbouw.
Naast ons kwam na een paar weken ene gezin met drie kinderen. Gerrit was een jaar jonger dan ik, Martien was 3 jaar jonger en Evert was net zo oud als mijn kleine broertje.
We gingen wel naar dezelfde school maar niet naar dezelfde klas. De peuters werden later wel echte speelkameraadjes maar ik vond mijn beste vriendinnetjes meer bij de andere buren.
Daar kwam een engels gezin, de familie Cooke.

Dennis Cooke was een hele grote man en net als mijn vader, leraar op Nijenrode, docent Engels. Als ik mij hem voor de geest haal zie ik een engelsman zoals de dierenarts in de oude engelse serie “all creatures great and small” Groot verschil: hij was als de dood voor dieren. Hij had gevochten in de oorlog en een kogel was in zijn been achtergebleven. Indrukwekkende verhalen onder kinderen.


Maar dat hoorde ik natuurlijk niet allemaal niet meteen. Het gezin verhuisde pas na de vakantie; de zomervakantie verbleven ze altijd in Engeland. De voorgaande jaren hadden ze op slot Silverseyn gewoond een oud buiten aan de overkant van de Vecht tegenover het kasteel Nijenrode. Daar werden ook studenten gehuisvest. Die konden met een roeiboot snel heen en weer. Maar meneer Cooke had ook een auto, een grijze auto waarvan er geen tweede was in de regio, een engelse auto net het stuur aan de “verkeerde” kant.
Zijn tuin had een grasveld dat met een engelse grasmaaier gemaaid werd waardoor er een prachtig patroon ontstond van lichte en donkergroene strepen. En verder was er ook een zeer engelse rozenborder. De buren bewoonden het hoekhuis en hadden daardoor een garage. In de garage hing een schommel.

Van de drie dochters was Penny de oudste. Ze was een jaar jonger dan ik maar dat was geen beletsel voor een hechte vriendschap.
Via onze vriendschap raakten ook de moeders op goede voet met elkaar. Zelfs toen mijn moeder 2 jaar later alleen achterbleef. Moeder Suzette Cooke leefde hier ook in een isolemant doordat ze de Nederlandse taal maar niet machtig werd. Ze leefde in haar eigen engelse enclave op nummer 80 waar alles engels en dus beter was.
De meisjes, Penny, Johanna en Debre, gingen helaas niet naar de openbare school zoals ik maar er bleef genoeg tijd over om samen te spelen.
Om het contact goed te onderhouden hadden we op zeker moment met een draadverbinding een simpele huistelefoon (op batterijen) geinstalleerd op onze kamers. We deelden een muur en konden ook klopsignalen geven. Maar een draadje via de ramen was natuurlijk wel veel praktischer.

Ik was in den Haag al heel wat malen met mijn moeder de stad ingeweest om van alles te kopen voor het nieuwe huis. Gordijnen, vitrage, boekenrekjes etc.r

De trappen naar boven en naar zolder draaiden allebei rechtsom en de huiskamer was op de begane grond net als de keuken. Je kon via de achtertuin ook het huis binnen. Wel wat anders dan een touwtje uit de brievenbus en een trekbel met een deur die opengaat doordat er iemand bovenaan de trap staat en aan een touw trekt.
Voor mijn moeder met haar slechte knieën is dat vast een pluspunt geweest.
Achter in de achtertuin, er was ook een voortuin, stond een schuurtje.

Die tuin was kaal en rondom begrenst met houten paaltjes verbonden door een dikke ijzeren draad.
Mijn moeder zorgede voor kamerplanten, fuchsia’s geraniums met bjzondere kleuren, hartjesplant en gatenplant. Ze maakte altijd stekjes en gaf planten weg.Mijn vader bemoeide zich met de tuin. De liefde voor tuinieren zal hij hebben doorgegeven. Er kwam gras, een perk, bessenstruiken, een larix en een lijsterbes. Nadat ik ergens iets gelezen had over het drogen van bloemetjes maakte ik voor allerlei gelegenheden bloem”schilderijtjes”, met name met viooltjes die zulke prachtige kleuren kunnen hebben.

En er kwam een zandbak voor mijn kleine broertje Simon, en ook een beetje voor mij.
Ik groef in de zandbak totdat ik stuitte op de onderlaag van rivierklei. Later maakte ik met nieuwe vrienden daar eigen knikkers van.

In de voortuin werd gras gezaaid en werden en een paar rozensruiken geplant. Al snel stond er een laag hekje langs de stoep, gemaakt van een simple dikke plak van een boom.Datwas de mode; rustiek. In andere tuintjes waren ook haagjes mode van liguster. Liguster ruikt heerijk als het in het in bloei staat met grappige witte trosjes bloem. Veel mensen waren haast wekelijks bezig met het knechten van hun keurige haagje zodat de bloempjes geen kans kregen. Jammer, denk ik nu.
Er werden aan weerszijden van de tuin rijen net haagbeukjes geplant. Het zou even duren voordat die werkelijk onze privacy in de tuin zouden verzorgen. We begonnen met een kale vlakte.

Wij kinderen, in alle huizen aan het einde van de zomer woonden haast overal kinderen, vonden het best. We sprongen over de haagjes, of liepen er gewoon doorheen volstrekt tegen de regels.
We kochten natuurlijk ook een grasmaaier. Voor kinderen een prachtig intrument. Uiteraard werden we gewaarschuwd voor de scherpe messen. Schommels en klimtoestellen had niemand in de tuin staan. Uh, alleen mijn Engelse buurmeisjes hadden een schommel vlak achter een van de deuren van de garage.

Met mijn vader ging ik naar de plaatselijke timmerman waar het heerlijk rook naar hout en de prachtige houtkrullen op de grond lagen om mooi afgewerkte planken te bestellen voor keuken en gang. Een geur die je nooit vergeet; vers bewerkt hout.
Een mij onbekende oom Roel, oom van mijn vader, kwam helpen met het leggen van linoleum op de vloeren en de trap.

Boven was een badkamer met granieten een douche een wastafel en een wc. Wat een luxe!

Maar een koelkast hadden we niet, en ook geen afwasmachine. Die hadden de Engelse buren trouwens wel, heel bijzonder. Deze stond als een pronkstuk pontificaal op het aanrecht in hun keuken.

Er kwam een melkboer aan de deur, Jilles Coljé. Ik leerde al snel dat die naam eigenlijk een franse naam was. Zijn familie was eeuwen eerder vanuit Frankrijk naar hier gevlucht: Hugenoten. In het dorp had zijn familie zo’n echt boter-kaas-en eieren-winkeltje met witte tegels aan de muur. We hielden de bederfelijke waren wat koeler in de kelder die eigenlijk een meterkast was onder de trap maar ook een paar treedjes onder de begane grond liep.
Er kwam een bakker aan de deur, bakker Grilk. In het dorp waren nog meer bakkerijen, elk met hun eigen specialiteit. Er kwam een goenteman aan de deur maar ook een speciale aardappelenverkoper en in de zomer werden er aardbeien gevent.

omroeper

Eens in de zoveel tijd schalde er ook getoeter en geschreeuw door de straat van een man met klompen aan op de fiets, een omroeper. Hij riep “heden middag….. om drie uur….. vleesverkoop…. op de vrijbank…. vie IEDEReen. Zegt het voort.”
Het klonk mij als geheimtaal in de oren. Het zou nog jaren duren vooraleer ik begreep dat het ging over noodslachtigen.
In een ruimte van de brandweerkazerne zaten mensen ruim op tijd met hun breiwerkje en dorpsroddels te wachten tot de keurmeester binnenstapte met manden vol vlees. Op je beurt kon je voor een habbekrats een kilo vers vlees kopen en een kilo gehakt. Er werd van te voren gezegd of het ging om schaap, koe of varken. maar welk deel van de slacht je kreeg moest je afwachten. het kon biefstuk maar ook iets heel anders. Het was een blinde koop verpakt in krantenpapier. Goedkoop maar niet minderwaardig. Mensen van buiten, uit de nieuwbouw dus, zag je er zelden.

eerste schooldag in het dorp

Mijn eerste schooldag zal ik nooit vergeten. Mijn vader bracht me naar school. De waeg naar school kan ik me niet herinneren, het moet over de grote weg zijn gegaan. Sat was de stratweg, die in mijn ogen nu niet een echt drukke weg was. In den Haag waren de straten echt veel drukker. Maar de ouders in de nieuwbouw hadden al snel voor elkaar dat en een looppad door de nog niet bebouwde gronden kwam.
Hoe dan ook, mijn vader had een gesprekje met de hoofdmeester en daar stond ik dan in de zon tegen de muur naast de grote deuren van de ingang. De ochtend had ik gemist ik wachtte tot de schoolmiddag begon. gen de zon inkeek. Ik kneep mijn ogen tot spleetjes omdat ik teIk keek naar een schoolplein met allemaal vreemde kinderen die, dat viel me op, met alle leeftijden door elkaar speelden: voetje van de vloer en bokkiespringen etc.

De meesters en juffen liepe in een rij over het schoolplein heen en weer totdat ee van de kinderen de bel mocht luiden. Er stond een torentje op het dak met een echte klok erin en de kinderen hoopten altijd dat ze uitverkoren zouden zijn om aan het touw te mogen trekken om te luiden.

derde klas


Ik kwam in de derde klas bij een meester van Dam. In den Haag was mijn school een veel nieuwer gebouw. Hier zat ik in een klas met hoge ramen waardoor je nite naar buiten kon kijken we zaten nog in echte houten schoolbanken, wiebelen kon maar de bank wiebelde niet mee. Achteraf begrijp ik niet waarom dat meubilair moest wijken. Het voorkomt omvallende stoelen en geeft mogelijkheid tot bewegen zonder storen, dat is heel praktisch voor beweeglijke leerlingen.

We schreven met pen en inkt in groene schriftjes met een roodomrand etiket erop. In ieder nieuw schrift lag een vloeiblad, groen of roze of geel. Je pen en potlood kon je in een gleufje leggen naast de inktpot die je open en dicht kon schuiven.

Op maandag werd er betaald voor schoolmelk maar ook voor de zending en spaarzegels en voor een spaarbankboekje. Ik hoefde alleen naar voren te komen voor de melk. Die melk kwam in flesjes die we leegdrionken tijdens het voorlezen vlak voor we naar buiten gingen voor het speelkwartier.

buitenbeentje

Ik had het naar mijn zin op school maar was ook een buitenbeentje. Ik was een stadsmeisje en volgens de kinderen sprak ik raar en gebruikte rare woorden Droppoeder in plaats van zwartwit, en halvekousen in plaats van kniekousen.
We gingen niet ter kerke. Wist ik veel…. dat Breukelen een CHggggristelijk dorp was. Hoewel Kockengen pas echt christelijk was. Daar werd de zondagsrust echt in ere gehouden. In Breukelen stonden heel veel kerken van allerlei christelijke richtingen. Er waren meer soorten zwarte kousen, gewone hervormden maar ook katholieken.

We waren natuurlijk niet echt de eerste mensen van buiten, de melkfabriek had ook heel wat volk van elders aangetrokken maar ik het duurde wel even voor ik bij schoolkinderen thuis kwam.
Ik raakte bevriend met kinderen uit gezinnen met ouders die meer geleerd hadden… dat zie ik nu pas. Hester, de dochter van de dokter, Adrienne, dokter van een architect, Daniel een

Addie, een meisje uit Zeeland. Ik raakte deze vriendinnen allemaal kwijt doordat zij verhuisden. Wie bleven waren onder andere Ineke Suurhof zoon van een kunstenaarsfamilie uit Amsterdam.
Er was een meisje wier moeder gestorven was, Hildelies. Hildelies zo heette het was daardoor door haar vader als een halve jongen opgevoed. Maar op zeker moment werd zij weer meisje, haar vader hertrouwde en er werd een kindje geboren.

Wouter en Herman konden heel goed voetballen bij FC …Nijenrode natuurlijk.

Ambonnezen

Toen ik in de vierde klas zat kwamen er kinderen uit woerden in de klas. We werden voorbereid; ze hadden een kleurtje. Ze kwamen van een kamp, Ambonezen werden ze genoemd.
Het betekende een verrijking, er was geen sprake van discriminatie. Ze waren ontzettend goed in alles op het schoolplein, kaatseballen, elastieken etc. Hun moeders liepen in sarong en ze spraken onderling een eigen taal. We leerden wat van die interessante woordjes, die hadden voor ons toch een magische klank. In diezelfde tijd waren we ook altijd trots als we een engels woordje kenden; je bent crazy en deur is door etc. En niet te vergeten sjlafsjoe jejeje van de Beatles.

Een jaar later moest de school wijken voor de aanleg van een nieuwe weg naar onze wijk en verhuisde de school naar een nieuw gebouw, zo’n saaie glazen H-gebouw.
een eigen taal. Dat vonden we interessant. Ze brachten ook vaak lekkere koekjes mee. Mij herinnerden ze aan mijn Haagse vriendinnetje Carmen van het indisch restauerant Ajoe onder ons.
Ik speelde veel en graag met de nieuwe kinderen ze kwamen langs mijn huis als ze naar school liepen dus liepen we samen op.

We speelden samen maar kwamen nooit echt bij elkaar over de drempel. Ik denk dat dat te maken heeft met het idee dat de kinderen ooit weer terug zouden gaan naar Ambon. Na een paar jaarkreeg de gemeenschap een eigen kerk een zogenaamde Silo.

pesten

Op school en in de klas was ik veilig en geaccepteerd maar op de een of andere manier vonden andere kinderen het nodig om me te pesten. Ik herinner me het eindeloze persterige gerijm op mijn naam. Dat begon toen mijn ouders scheidden: moet je horen judith koorn is geboren met ezelsoren van achter en van voren

Eigenlijk heb ik geen idee van wie dat uitging, of waarom het begon.. Mijn redding was dat ik groot was voor mijn leeftijd en dat ik in den Haag jaartje op judo had gezeten. Die wetenschap boezemde ontzag in. Ik heb nooit, ook niet maar één keer gevochten. Mij omdraaien was genoeg om de pestkoppen op de vlucht te jagen.

  1. Omdat ik in zomervakantie jarig ben, nog altijd trouwens, waren er geen verjaardagsfeestjes niet handig want dan word je ook minder vaak gevraagd.

    echtscheiding

Op een dag in het voorjaar van 1966 de vluchtte mijn moeder het huis uit, met ons. We stapten in een taxi naar mijn oma in Oosterbeek.
Eerlijk gezegd had ik toen geen flauw idee waarom. Ik kan me ook niet heugen dat ik er een traan om gelaten heb. Dat is gek….misschien heb ik het verdrongen?
Ik ging een poosje naar school in Oosterbeek. Ik vond het een interessante ervaring; alles net een beetje anders maar niet onaangenaam. Met handwerken leerde ik daar borduren aan een merklap. Het was niet van lange duur. Na een week of drie werden we door agenten van politie uit school gehaald en op een schuiladres ondergebracht. Mijn vader had aangegeven ons te zullen ontvoeren.

We woonden een poosje in een pension in Ede met een enorme tuin en speeltoestellen, het was heerlijk, voor Simon en mij was het vakantie en ik denk dat die tijd ook in vakantie overging.
Daarna bracht ik nog een aantal weken door in Elst bij vrienden van mijn oma. Ze waren heel aardig maar ik vond het rare mensen, oom Hen en tante Piep. Wie heeft er zulke rare namen? Ze hadden een tandartsenpraktijk. Hun kinderen waren al het huis uit maar mijn geluk was dat zij al hun kinderboeken en tijdschriften nog daar hadden staan. Ik was stapelgek op lezen en dus verveelde ik me geen minuut.

Het zal net voor het begin van het nieuwe schooljaar geweest zijn, dat we weer thuis kwamen. De rechter had het huis aan mijn moeder toegewezen. Wat er allemaal gebeurd is..? een gat in mijn geheugen. Mijn moeder had het huurhuis toegewezen gekregen. Het huis was eigendom van de werkgever van mijn vader: Nijenrode. Dat leverde later nog een hoop narigheid op.
Ik miste mijn vaders aanwezigheid niet maar herinner me ook dat ik geen kwaad woord over hem mocht zeggen van mijn moeder.

Er brak een tijd aan waar ik mijn mijn moeder het moest zien te rooien. Weinig geld, weinig steun van familie, weinig steun van kennissen die ook niet wisten hoe het precies zat, en eindeloos veel geprocedeer. Vaak moest ze naar Utrecht voor de advocaat of voor een rechtbankbezoek. Het was een lange bikkelharde strijd.
Mijn vader had vrienden bij de lokale VVD, hij was docent en een goede prater. Weliswaar stond hij bekend om een scherpe zeg maar vileine sarcastische tong maar hij had een flinke kennissenkring.

Er maar er was bezoekregeling en ik was er niet van gediend mij om te laten kopen met chocoladerepen om tegen mijn moeder te liegen zoals hij voorstelde. Toen mijn broertje naar de kleuterschool ging, moest mijn broertje uit school halen en ik vond het heel moeilijk als mijn vader ons dan probeerde over te halen met hem mee te gaan.

Ik vond het heel vervelend als mijn vader probeerde de sfeer te verpeten op onze verjaardagen en ik vond het erg mijn moeder verdrietig te zien.
Op zekere dag toen mijn vader eindeloos bleef bellen en op de deuren bonzen goot ik vanuit het badkamerraam een emmer waten naar de ongewenste gast. Het was echt mijn eigen idee, ik kreeg een uitbrander van mijn moeder maar het hielp wel!

  1. isolement

Mijn moeder werd ele ochtend verdrietig wakker, ik ben het normaal gaan vinden.
Toch waren we met ons dries een heel gezellig gezinnetje.
Achteraf begrijp ik wel dat het betrekkelijke isolement waarin wij leefden het voor mij ook moeilijker maakte aansluiting te vinden. Ik voelde me ongemakkelijk in gezelschappen als ik geen doel had dan er te zijn. Te veel vreemde mensen, wat zeg je tegen die mensen?
Verderop in het rijtje woonde een zekere mevrouw van Es, een oudere dorpelinge met haar man. Vaak kwam haar broer die zwaar astmapatient was op bezoek. Lieve mensen die ons wel eens op de koffie vroegen.
Toen ze te oud werden kwam er de familie Nachtegaal. Een familie met 4 volwassen zoons, 2 waren al de deur uit. Ze hadden een eigen eilandje in de plassen en vroegen ons af en toe mee met hun bootje voor een dagje eiland.
Gelovige mensen, kerkgangers maar ook mensen met verstand en mijn moeder was blij nog eens een gesprek over geschiedenis te kunnen voeren met meneer Nachtegaal.
Ze verkocht zelfs een paar oude aquarellen aan zijn zwager. Met pijn in het hart deed ze er afstand van maar ze kon het geld goed gebruiken.

  1. televisie

Mijn moeder kocht een tv en zette die op zolder. daar was de ontvangst het beste denk ik. Het eerste programma dat ik daar zag was de tour de France met Gimondi. En de opera Carmen maakte enorme indruk op me.
We zaten aan de buis gekluisterd met de schaatswedstrijden met de europacup, Swiebertje, ja zuster nee zuster, wie van de acht, willem Duijs, peijton place , erkent u deze melodie van Kick stockhuizen, met de engelse meisjes keken we naar coronation street en Lucille Ball en High Capperall en Rawhide en Bonanza
en met de jongere kinderen naar Lassie, en naar de kijkkastman, een programma waarvan de intro in ons dorp was opgenomen voor er twee huizen gesloppt werden o plats te maken voor een kerkbrink.

Ondertussen werd de nieuwbouw in die jaren uitgebreid. We speelden stiekem in de flatgebouwen in aanbouw. We speelden ook in de grasvelden met gras van een meter hoog en plukten er bossen pinksterbloemen. In de vervallen boomgaard plukten we appels e gingen ermee langs de deuren.
In onze schuur maakte ik een buurthuis met bibliotheek. achter een gordijn zodat we niet tussen de fietsen zaten. Als de bal op het dak terecht kwam door voetballen klom ik op het dak om m te pakken.
Ik werd groot genoeg om boodschappen te doen voor mijn moeder. Het statiegeld van glazen potten en flessen was mijn zakgeld. De zegeltjes eeuws meisje eveneens, net als de zilverzegels van de slagerij (Caspers) in het dorp. Maar voor leverworst gingen we naar een andere slager. Ik bracht het bestelboekje naar kruidenier Centra… die bracht de bestelling een dag later thuis. Ik haalde elke vrijdag een slof Peter Stuyvesant voor mijn moeder en werd door mevrouw de Jong verwend met een gulle hand kokindjes. De aantrekkinskracht van de markt zat m voor een deel in de openingstijd: tot 9 uur in de avond. Gezellig!
Met Penny samen en later met mijn broertje haalde ik vaste prik, elke vrijdag gebakken vis van de Graaff uit Spakenburg. De man en vrouw gingen nog in klederdracht. We haalden een wijting voor de poes, een half pond soesjes of bokkepootjes en een rozijnenbrood op de markt, een zakje pinda’s of knoflooknootjes, een zakje koekkruimels in de hoop dat er ook verdwaalde stukken met stroop tussen zaten, en een enkele keer een warme stroopwafel. Dan verder naar de kaasboer, altijd proeven natuurlijk voor een een pond kaas. Soms haalden we van ons zakgeld een half pond drop. We waren altijd van pan om daar een week mee te doen maar de boem van het zakje wer We gingen langs de groenteboer en de slager. Mijn moeder werd wat mensenschuw.

Met Penny was ik heel ondernemend we bakten elke zaterdag cake en omelet Mijn moeder gaf ons alle vrijheid zolang we hielpen met de boodschappen en alles schoonhielden. We dweilden altijde de vloer en de gang en de trap. We vonden dat nauwelijks een opgave. We deden ons best om de linoleumtegels net zo glanzend te krijgens ons als ons in de reclame werd voorgespiegeld.tuen
mama rookte en elke week ging er een complete slof Syvesant door. Die haalde ik bij mevrouw de Jong, zij had een sigarenwinkeltje naast de kapperszaak van haar broers. Ze tracteerde ons altijd met een grote hand kokindjes.

Meestal gingen we lopend naar het dorp, dat was nog best wel een paar kilometer en soms een gesjouw. Maar het was ook gezellig. Als ik alleen ging nam ik de fiets. E en keer dacht ik op zaterdagmorgen dat mijn fiets uit de schuur gestolen was. Ik hed die in het centrum op slot gezet en was samen met iemand anders van de markt naar huis gelopen. De fiets was ik helemaal vergeten!

  1. openluchtzwembad de Meent

Ik haalde mijn zwemdiploma in het natuurbad aan de Meent (Loosdrechtse Plassen).

Na schooltijd fietste ik geregeld naar het bad in het buitengebied. Het was een mooie tocht, ik genoot van de natuur in de bermen. Voor tien cent kon je een lollie of een spek of een zoute drop kopen dat was lekker als het water koud was en je weer naar huis ging. Ik hield van zwemmen, het leukste vond ik het om te zwemmen naar de tweede paal, die was 400 meter vanaf de kant.
Eenmaal op de middelbare school racht ik mijn broertje vor schooltijd naar zwemles. Tijdens de les zwom ik lekker zo ver mogelijk, genietend van de rust en de watervogels en zangvogels. Voor de jonge knderen maakte de badmeester maakte het water warmer door uit zijn dienstwoning Hatweeo naar buiten te komen met een volle fluitketel kokend water dat hij in het ondiepe bad goot. Er was een hoge springplank en een lage springplank. Als je met vrienden ging zwemmen was een van de uitdagingen zo het water in te springen dat je op de bodem een hand veengrond kom grijpen. De bodem was ontstaan door turfsteken.

  1. schaatsen

In de winters leerde ik op de ijsbaan beter schaatsen. Henk van de Grift woonde in Breukelen. Ik denk dat de 400 meterbaan te danken was aan zijn wereldkampioenschap in 1961. een echte wedstrijdbaan. Niet echt bekend in de streek vond ik toen nog niet mijn weg naar de bevroren plassen bij Breukeleveen.

Ja, dat schaatsen dat was wat in die jaren. We hadden een paar heerlijke winters met sneeuw en ijs en we hadden de internatinale kampioenschappen op tv.De tijd van Ard en Keessie en Jan Bols. Meestal begon het om 13.00 uur en dan kon je een kanon afschieten op straat…. niemand te zien. De venters van brood , melk etc zorgden dat het werk op tijd gedaan was.


  1. schaatsen

Mijn schaatskoorts liep op. Gymastiek op school vond ik echt niet leuk net zo min als de turmvereniging. Ik was daar simpelweg niet voor gebouwd. Een verstuikte enkel was een welkome uitvlucht. Maar zodra er ijs was…

Elk artikeltje over schaatsen knipte ik uit en vond een plaats in een plakboek. De stapel boeken groeide. Ik las over de winters, over de geschiedenis van de schaats en over de mensen die de wedstrijden reden. Toen ik 18 was had ik een meter plakboeken bijeen.
Ik was urenlang rondjes aan het rijden op de ijsbaan buiten het dorp.
Mijn broer de journalist had in de winkel van de elfstedenwinnaar JellePaping (1963 )een paar echte noren voor me gekocht. Omdat ik voor een meisje grote voeten had had hij ze op de groei gekocht: maat 44!
Ik was er toch reuze blij mee en heb daar ook pootje over nog weer beter op geleerd. Op zeker moment kon ik een poosje schaatsen achter een van de mannen die het echt konden. Ze droegen ook allemaal een zelfde trainingspak. Van Zuilen, dat wist ik later, gaf me wat aanwijzingen en vertelde mij dat ze op de ijsbaan in Utrecht trainden. Later hoorde ik dat ze aanvankelijk elke week naar Amsterdam fietsten om op de Jaap Edenbaan te trainen. Toen het dooide vatte ik de moed op zoek te gaan naar de schaatsvereniging. Ik schreef een brief aan mijn idool Stien Kaiser. Tot mijn verbazing en vreugde schreef ze terug en wees me de weg.

  1. kleding

Mijn moeder was niet echt van het handwerken maar toch heeft e een aantal jaren rokken en overgooiers voor me gemaakt en ook voor de buurmeisjes! Soms met een nieuw lapje stof van de markt maar ook met zeer originele samenstellingen uit coupons van gordijnstof.
Met echte patronen kon ze niks aanvangen.. ze tekende zelf iets en gebruikte schaar, spelden en meetlint.
Gordijnen ontstonden ook door het draaien aan de singernaaimachine die eigenlijk een beetje klonk als een vrachtboot die op de Vecht tufte…pa- nne- koe-ke-pa- nne- koe- ke- pa- nne- koe- ke…. sneller of langzamer.

  1. richting middelbare school

In de vijfde klas begon de school de leerlingen voor te bereiden op de middelbare school. Mijn moeder vertelde vaak over wiskunde. Ik hielde van rekenen vanaf het moment dat ik cijfers ontdekte en verheugde me op de wiskundelessen.
Voor kinderen die boven het gemiddelde uitstaken, de kinderen die niet naar de ambachtsschool of de huishoudschool zouden gaan gingen daarom een aantal keren per week een half uur vroeger naar school om extra rekenopgaven te maken en om Frans te leren: papa fume une pipe. De rekensommen van toen zouden de kinderen van groep 8 in 2023 niet meer kunnen maken: enorme sommen oder en boven een deelstreep, sommen waar je Heer van Dalen wacht op Antwoord voor nodig had. En behalve dat waren er nog ze uitdagende redactiesommen.
Thuis volgde ik op zaterdagochtend met mijn moeder samen de tv-teleaccursus van Karel van het Reve en zijn vrouw Russisch. Mijn interesse voor vreemde talen was geboren. De radio was HET middel om te luisteren naar vreemde talen, en dat deed ik dus ook.
Op de radio luisterde ik als kleuter naar kleutertje luisterde als ik ziek thuis was of in de vakanties. De stem van Lili Petersen .. dag kinderen in het hele land. En de liedjes met pianobegeleiding van Herman Broekhuizen. Daarna klonk dan de arbeidsvitaminen.
Inmiddels was ik wel wat ouder maar de arbeidsvitaminen waren gebleven en ik luisterde vaak naar hoorspelen en onvergetelijk zijn de voorleessessies van V=Coen Flinck: De scheepsjongens van Bontekoe.

  1. citotoets

De citotoets in de 6de klas, de hoogste klas toen, maakte ik bijna foutloos. Ik maakte al mijn werk altijd goed en netjes. Ik was geen lastige leerling. Ik was ook niet altijd het eerste klaar met mijnsommen omdat de verveling van saaie sommen mijn gedaachten vaak aan het dwalen brachten. Opletten deed ik wel altijd. School vond ik een fijn toeven. In de vijfde en de zesde nam ik tussen de middag een klasgenoot mee naar huis: Jozef. Eigenlijk heette hij Daniel maar die naam beviel hem niet. Zijn ouders waren kunstenaars, Amsterdammers en woonden in Nieuwersluis in een klein houten huis aan de Vecht. Vader was tekenaar of zo en moeder was meen ik ballerina. Hij woonde te ver van school om tussen de middag thuis te eten, zodoende. De jongen viel op door zijn enorme tekentalent. We konden het goed vinden en in de zesde klas zetten wij samen een plan op om voor de jarige meester in februari een circusvoorstelling te maken met de klas. Dat lukte. Alle klasgenoten voederen een act uit. Wij waren de spreekstalmeesters voor het hooggeeerd publiek.
meer dan een halve eeuw later bedenk ik dat ik zelden bij hem over de vloer kwam.

Maar ook hij kon goed leren en kreeg een het schooladvies: brugklas.
Het fijne was dat inmiddels een HAVO-Atheneum was opgericht in mijn dorp, een Rijksscholengemeenschap. In een grijs uitgebreid noodgegouw bijna tegenover mijn huis was deze experimentele school gebouwd.
Dat was een mooi vooruitzicht, goed bereikbaar.

Mijn verbazing kon niet op toen op zekere donderdagochtend iedereen vertelde over de leuke dingen die ze hadden gedaan op de open dagen van de verschillende scholen. Ik wist van niets en had geen uitnodiging gehad. Hoe zat dat?
Dit schrijvende begrijp ik ook niet dat ik het niet eerder wist, of ben ik dat vergeten en dacht ik dat er nog iets zou komen.
Afijn mijn moeder stapte naar het hoofd der school en hoorde daar dat ze mij niet naar de brugklas durfden te verwijzen omdat ik per slot een kind van gescheiden ouders was en..…
Belachelijk!!!!! Mijn moeder maakte meteen een afspaak met meneer Bosch de directeur van de scholengemeenschap. Hij bleek de man te zijn die dagelijks met zijn teckletje langs ons huis wandelde.
Eind van het liedje was, dat ik gewoon werd toegelaten. En zoveel jaren later was ik de enige van mijn oude klas die een VWOdiploma haalde.
Meneer Bosch was een bijzondere man, hij stond elke ochtend bij de ingang en begroette de toen 600 leerlingen die hij ongeveer allemaal bij naam kende. Ik zou het hem niet nadoen.


  1. Brugklas

Op de eerste schooldag kwam hij kennismaken in elke brugklas:
Jullie zullen merken dat een jaar steeds vlugger voorbij gaat als je ouder wordt.”die uitspraak is me altijd bijgebleven.

Mijn broertje verliet dat jaar het schattige houten kleuterschooltje omringd door hoge bomen, naast mijn school en begon aan de gróte school en ik was daar net verdwenen. Intussen was er in de grote nieuwbouwwijk, breukelen noord een tweede openbare school geopend. Simon kreeg dus ook allemaal andere juffen en meesters.

  1. En hoe zat het nou met de invloed van de echtscheiding op mijn leven?


We hadden het gezellig thuis, mijn moeder draaide wel de dubbeltjes om maar wij waren ons daar niet al te zeer van bewust.
Aanvankelijk had mijn moeder nog een meisje dat hielp in de huishouding Ali, Alida Dobburg. Een vrolijke meid die me wel eens meenam naar Maarssen en me liet zien waar ze woonde: een huisje bij een sluis aan de vecht tussen Breukelen en Maarssen.
Hoe het zat met de betaling weet ik natuurlijk niet maar wel weet ik dat ze graag wilde leen tekenen en tekenlessen kreeg van mijn moeder. Ik mocht ook meedoen.
Hoe het ook zij, tekenen is nooit mijn grote passie geworden. Ik heb e nooit vertrouwen in gekregen dat ik het kon. Les krijgen van je ouders is ook altlijd hachelijk, misschien is dat het. De prestaties van anderen vond ik altijd zoveel beter dat ik het bijltje er vrolijk bij neergooide.

We gingen niet luxe gekleed maar wel netjes en warm. We droegen degelijke schoenen, geen plastic sandalen. Waar ons leven in verschilde met dat van andere kinderen was vooral uitstapjes, vakantie, autobezit, bioscoop, en familie. Feestvieren deden we met ons drie en als we geluk hadden vierde mijn broer Sinterklaas mee.
Een neef van mijn moeder was aangesteld als toeziend voogd. Deze oom Jan was een stuk jonger en had 5 kinderen. Hij haalde mij een keer op om te logeren in Rheden. Mijn 10 de verjaardag vierde ik daar en we gingen feestelijk naar de Sound of Msic met ons allen. Do a deer a female doos waarop je een deksel doet.
Misschien het mooiste verjaardagscadeau uit mijn jeugdjaren. Ik was thuis altijd bezig liedjes op de blokfluit en mondharmonica te spelen en was gek op zingen. Zingen deed ik ook met mijn moeder en broertje. Ik leerde veel liedjes van vroeger.


Elly van oom Jan en tante Rita was even oud als ik en ….. ze hadden heel veel boeken.
Later kwam Ellie met haar jongste broertje bij ons logeren. Het jongetje was net zo oud als Simon. Wij fietsten samen met broertjes achterop naar het zwembad. De jongetjes ontdekten goukevertjes, wat onthoud je toch gekke dingen in je leven.

Toen mijn broer Maarten op zekere dag met een blauwe huurauto, een opel voorreed wist ik het zeker: een opel was de mooiste auto.
Ik denk dat ik 11 was toen hij ons drieen drie dagen mee uit nam naar Belgie en Luxemburg. In Luxemburg had ik het idee dat mijn ogen eruit rolden…. echte bergen!!!
Het was aan mij besteed. grenzen, ander geld, andere talen, de Gentse Steen, sint Niklaas….sowieso een echte vakantie.

  1. vakantietijd

In zomervakanties deden we altijd iets bijzonders, en zeker op mijn verjaardag. Op mijn verjaardag werd ik wakker met een bos bloemen naast mijn bed. Ik kan me niet anders heugen dan dat de zon scheen. Ik toog naar de bakker om de lekkerste gebakjes te halen, echte luxe. Alle gezinnen met kinderen die ik kende waren op vakantie. We nodigden de twee oudere echtparen uit ons rijtje op de koffie en omdat we verder geen bezoek hoefden te verwachten trokken we erop uit.
Zaanse schans, Amsterdam 700, de markt van Schagen, het Muiderslot, Volendam en Marken, Bunschoten Spakenburg, de heksenwaag in Woerden, Teilersmuseum in Haarlem.

We reisden per bus en trein maar als het bereikbaar was gingen we met de fiets met mijn kleine broertje ombeurten achterop. Het wasren fijne zomers. En zeker kwamen we ook een keer bij se Slegte aan de oude Gracht in Utrecht. Met een tas vol aanwinsten naar huis…. boeken!
In Utrecht was in de …domstraat ook een schattig klein winkeltje dat aan mij trok. Het was een smal pand met een hoog raam en daarachter haast alle muziekinstrumenten die ik mij kon voorstellen.
Ik droomde: Als ik ooit geld genoeg heb dan koop ik ……

  1. Gertrud uit Berlijn

Om de vakanties toch een beetje bijzonder te maken had mijn moeder zich gemeld op een oproep van Pax Cristie: gastgezinnen gezocht voor arme kinderen uit Berlijn.
Bij ons werd een vrolijk witblond meisje afgeleverd. Ze was net zo groot als Simon van 6 maar wel net zo oud als ik namelijk 12.
Het was gezellig, ik denk dat daar mij liefde voor de duitse taal gewekt werd. Gertrud kwam uit ee gezin van 12 kinderen, 6 jongens en 6 meisjes. Ze sliepen op 1 kamer. een rij jongens en een rij meisjes. Haar ouddste zus ging al jaren naar Spanje met Pax Chistie. Gertrud had niet veel. Haar moeder had haar voor de 6 weken in Holland 2 nieuwe jurken gegeven, kunststof jurken waar ze heel blij mee was; normaal kreeg ze alleen de afdankertjes van oudere zussen.
Wij kochten nieuw ondergoed voor haar en waren verbaasd over de blijdschap. Neue unterwasche Guck mal, ze kon haar geluk niet op. En uit medelijden begn mijn moeder aan het naaien van wat extra kleding. Gertrud had oo geld meegekregen van haar moeder om een Puppe uit Volendam mee naar Berlijn te kunnen nemen.
We gingen dus een dagje naar Volendam en Marken. Alles wat we haar gaven werd gekoesterd. Niet dat het bijzondere zaken waren: een schetsboek, potloden viltstiften. Ze verzkerde ons dat ze het op school aan de juf in bewaring zou geven zodat broer en zussen het niet zouden gebruiken. Ze had nooit eerder iets voor zichzelf.
Wij begrepen des te beter hoe goed we het hadden.

6 weken (!) vlogen voorbij. Gertrud heb ik nooit meer gezien, jammer. Dat komt deels omdat mijn moeder het idee onverdragelijk vond dat het meisje hier “onze weelde” beleefd had en weer teruggestort werd in een uitzichtsloze kansenarmoede. Wordt ze daar gelukkiger van?
Ze had zelf in haar jeugd ervaren hoe het was om regematig in een prettiger gezinsmilieu te mogen proeven.
Zelf zag ik dat later anders en als moeder heb ik ook mijn dochters kennis laten maken met kinderen via Pax Christie.

Ik ben nu 66 heb ik nog steed contact met hun en heb ik het idee dat ik toch heb kunnen bijdragen aan de moed en de wil van deze meisjes om kans te zien en te grijpen om zich uit de cultuur van armoede te ontworstelen.

  1. een broer op Aruba

Een nieuwe school voor ons maar voor mijn broer Maarten ook een nieuwe stap. Hij werkte als journalist bij het vaderland en bracht vaak restanten drukrollen mee waar we op konden tekenen en schrijven, bijzondere persfoto’s ook.
Hij werd opgeroepen voor vervulling van zijn dienstplicht. Hij, de jongen die in Den Haag provocerend met klompen had rondgestapt, hij ging in opleiding bij het korps Mariniers in Doorn.
Ik herinner mij hoe hij liet zien dat hij zijn dekens had moeten borduren met zijn nummer en hij kwam thuis in een prachtig uniform, we zagen hem iets vaker.
Na niet al te lange tijd kon hij , mits een half jaar langer dienend, een jaar naar Aruba.

Dat betekende veel prachtige brieven van ver weg. Ik spaarde postzegels dus dat was een feest. Het leverde mij een penvriendin op, Tineke. En ik verdiepte mij extra in alles wat met de overzeese gebiedsdelen van on Koninkrijk te maken had. Je kon je bij een of ander ministerie gratis abbonneren op een maandblad met prachtige foto’s en artikelen. In het verlengde daarvan ontdekte ik ook van die mooie gratis tijdschriften over zuid-Afrika. Rijkdom!

Ik viel meteen voor de muziek met steeldrums en andere vrolijkheid. En de kleurige kleding pakte mij ook in, wie zou daar niet vrolijk van worden.Ik was en ben ook altijd gebleven, dol op klederdrachten. In die kleding zit zoveel informatie over de cultuur over de geschiedenis.

Mijn broer maakte van de gelegenheid een uitstapje te maken naar Jamaica en een tijdelijk vriendinntje met mijn naam stuurde mij een prachtige pop in traditionele dracht van haar eiland. Wij boften toch maar.

Mijn eerste spreekbeurt, in de eerste klas ging dus over Aruba. Ik geloof dat al mijn klasgenoten elke vakantie wel in het buitenland kwamen. Mijn spreekbeurt was lang maar mijn klasgenoten gaven me unaniem een 10 en de leraar was ervan overtuigd dat ik zelf op het eiland geweest was!

  1. Schoonzus Ineke, Tijnje in Friesland

Toen Maarten weer in Nederland was vond hij een baan bij de Zwolsche Courant en het duurde niet lang of hij kwam met zijn vriendin, een collega thuis. We waren dol op Ineke. We gingen met ons vijven gezellig een weekje echt op vakantie in een boerderijtje op het Friese platteland. Het was heerlijk. We werden wakker van het rammelen van de melkbussen als de boer op weg was naar zijn koeien. De eendjes en kuitens in de sloot. Mijn moeder kreeg de kriebel in haar vingers en kocht in het dichtsbijzijnde dorpswinkeltje een schetsboekje en en extra kleurpotloden.
Als ik nu nog kijk naar de tekeningen van toen denk ik: wat een ondergewaardeerd materiaal is kleurpotlood.

Het mondde uit in het eerste en enig bruiloftsfeest dat ik in mijn jeugd meemaakte. Voor mijn broer moet het lastig geweest zijn beide ouders wilden niet tegelijkertijd op de feestdag aanwezig zijn.

Ineke kwam uit een Rooms gezin met 7 kinderen. De bruiloft vond plaats in Deurne en wij logeerden bij de ouders van de bruid.
We sloten vriendschap met alle kinderen. Ik herinner me dat ik meeging met de jongste zus, Bernadette. Zij was van mijn leeftijd en ze nam me mee naar de soos waar geschuifeld werd in schemerige verlichtin.
De avond voor het feest kon mijn moeder het niet laten. Ze zag een piano staan en zomaar begon ze Schubert te spelen, walsen van Strauss en meer. Mijn mond viel open van verbazing. Waarom hebben wij tuis geen piano? Waarom heb ik nooit de gelegenheid gahad om piano te leren spelen? Het liet me niet los.

Maarten en Ineke lieten me logeren in hun huisje in ’s Heerenbroek bij Zwolle, zo zag ik weer wat van de wereld. En ja, Simon en ik werden oom en tante! Een lief klein meisje: Famke.
En een paar jaar later kwam daar, inmiddels in Goes, een neefje bij.
We waren dol op de kindjes en hun ouders en hadden veel contact.

  1. weer een scheiding

Maar het noodlot sloeg toe. Het gezin hield geen stand, de schoonzus maakte plaats voor de buurvrouw met haar kinderen.
Mijn moeder was zeer teleurgesteld en verbrak niet de band met haar schoondochter. Echter in verloop van jaren werden de verschillende nieuwe relaties van Maarten en Ineke steeds lastiger.
Mijn broertje en ik logeerden nog steeds bij broer maar ook bij schoonzus.
Uiteindelijk was het duidelijk dat we meer voor de schoonzus voelden.

Mijn broer vond de middelen om alsnog te gaan studeren. In Leiden begon hij aan Egyptologie, geen rare keuze voor een jongen die altijd archeoloog had willen zijn. En ook zijn vriendin begon aan deze studie.
Zijn nieuwe vriendenkring en daarnaast zijn relatie met zijn vriendin en haar kinderen lieten weinig ruimte voor broertje en zusje.

Mijn moeder die al zoveel in relatiesfeer kapot had zien gaan sloot zich meer en meer af. Achteraf begrijp ik dat ze het niet langer meer aankon eerst mee te delen in de vreugde, zich te hechten aan mensen en hen dan weer kwijt te raken.

Ze koos voor de omstandigheden waarin je niet meer zou verliezen, weg van de smart, van de pijn.
Zo werd de familie toch min of meer kleiner.

  1. kinderrechter

De echtscheiding vn mijn ouders nam vele jaren in beslag en toen ik 15 was moest ik persoonlijk bij de rechter komen om te spreken over de wens van mijn vader; een bezoekregeling.
Ik voelde er hogenaamd niets voor. Ik had brieven onder ogen gekregen die bedoeld waren om mijn moeder te kwetsen. Toen ik mijn moeder gebroken in haar stoel zag liggen met een brief in haar hand eiste ik de inhoud te mogen lezen. Mijn vader suggereerde dat ik wellicht het kind van de melkboer was. Achteraf denk ik dat dat voor mij het moment was dat ik dacht: nee, ik wil je nooi meer terug als vader. Deze man die mijn moeder treitert, zwart maakt door roddels te verspreiden, deze man die wil dat ik lieg tegen mijn moeder, de man die probeert mijn broertje mee te lokken, de man die mij een doodschrik bezorgt dor op ee donkere Sinterklaasavond als ik de schuur op slot draai opeens vanuit de bosjes achter mijn tuin met een diepe stem zich tot mij te richt. De man die met woeste lange haren een wit pak en puntschoenen opeens opduikt op een schoolsportdag van mijn broertje waardoor de jongen twee km naar huis rent helemaal overstuur. Zijn klasgenoten kwamen naar hem toe: Simon, daar staat een man die zegt dat hij je vader is.
De man die zorgde dat mijn moeder steeds opnieuw naar de gemeente moest om het tekort aan alimantatie tijdelijk op te vullen, en ook de man die ker op keer gewoon maandenlang geen alimentatie overmaakte. Hoe kon ik aan deze man een goede gedachte hebben? Ik herinnerde mij ook de hoogoplopende ruzies tussen hem en mijn broer in den Haag en de vreselijke klappen die ik zelf had opgelopen.
Na het gesprek ging ik opgelucht naar huis, ik hoefde geen contact met mijn vader te onderhouden. Mijn vader die vond dat hij dan ook geen alimentatie hoefde te betalen had zich maar te schikken.

Mijn vader had intussen een betere baan gevonden. Hij werkte als wetenschappelijk hoofdambtenaar op het CBS in den Haag. Zijn salaris was er enorm op vooruit gegaan maar de pesterijen en het uitblijven van betalingen hielden aan.

Weinig opmerkingen van buitenstaanders konden me zo chagrijnig maken als … zou je niet….. hij is wèl je vader.
Ze hadden hèm zoals de rechter deed, moeten benaderen met …. zij zijn wèl jouw kinderen!

  1. de huurbaas

Mijn vaders afscheid van Nijenrode had voor ons vervelende gevolgen. Omdat ons huurhuis eigenlijk bedoeld was voor docenten va Nijenrode vond de verhuurder dat we eruit moesten. Ze konden ons niet zomaar de huur opzeggen dus probeerden ze dat te bewerkstelligen door geen of veel te laat onderhoud te plegen. Kapotte ioleringen, lekken in een dak….heel vervelend.

Mijn moeder wilde wel weg, hoe eerder hoe leiever. En dan ook meteen ver van Breukelen vandaan. Echter, een gescheiden vrouw, een bijstandsmoeder was geen welkome inwoner in andere gemeenten. Ons sloeg de schrik om het hart toen ze voorstelde om desnoods naar Zeeland te verhuizen. Zeeland??? Uitgesloten!!! Daar kan je nooit schaatsen en er is niet eens een kunstijsbaan.


  1. de krant

De enige luxe die mijn moeder zich permitteerde was een abonnement op de kwaliteitskrant NRC. Die krant werd uitgespeld. Vaak schreef mijn moeder op haar typemachine een ingezonden brief en meer dan eens werd deze door de redactie ook geplaatst.

Maar die krant was duur. Opgroeiende kinderen waren ook duur.
Als de krant niet bezorgd werd ging mijn moeder erachteraan. Zo gebeurde het dat zij op een dag besloot een klacht te sturen naar de krant met iets in de rant van. Mijn dochter van 15 zou het beter doen. Het gevolg was dat ik toen ik uit school kwam een man met mijn moeder aan de koffie trof. Judith dit is meneer Legel.
Meneer Legel was op zoek naar nieuwe krantenbezorgers en werd aangetrokken door de briefkaart. Hij wilde even zien wat voor vlees hij in de kuip had en of ik het werk wilde aanpakken. Het resulteerde in goed betaalde aktiviteiten een prachtige fietstas, 6 weken vakantiegeld een gratis abonnement en het openen van een bank-girorekening. In de vakanties kon ik doorbezorgen of van het vakantiegeld een ander betalen.
Een paar weken inde ik het geld van de gele kartonnen cheque met ponsgaatjes; mijn eerste zelfverdiende geld. Ik meen dat het iets meer was dan 17 gulden. Al snel werden de verdiensten vermeerderd door ook het weekblad de Elsevier erbij aan te nemen. Zelfde uitgever.
De Elsevier viel op zaterdag in de bussen en mijn broertje hielp me meestal. Dat was heel gezellig.

Toen we dat jaar met de kerstdagen om tafel zaten om net als alle jaren kerstkaarten te maken zat ik me af te vragen hoe ik in godsnaam langs de deuren moest gaan om nieuwjaarsgeld op te halen.
Als bedelaar langs de deuren, dat stond me helemaal niet aan. Daar was ik veel te verlegen voor.
Wel, zei mijn moeder dan zorgen we dat je wat aan te bieden hebt.
In die tijd was het nog niet gebruikelijk dat de krantenuitgever hun bezorgers voorzag van kaartjes met
uw bezorger wenst u…
We maken een linosnede. Zo gezegd zo gedaan. Mijn moeder maakte een prachtig ontwerp, meer dan een trouwens. De kerk van Breukelen in de sneeuw en een krantenbezorger in de sneeuw en mijn broertje sneed die uit linoleum en samen maakten we een stapel prachtige afrdukken. Broer en zus gingen samen langs de deuren en het bracht een lieve spaarcent op en ook veel waardering voor het kaartje zelf.

  1. hardrijderveniging

Door mijn eigen verdiensten kon ik passende schaatsen kopen en het lidmaatschap van een schaatsvereniging betalen en wat meer…. de dure uren op de kunstijsbaan.
Mijn eerste kennismaking met de hardrijdersvereniging de Vechtstreek was een zomertraining in het gemeenteplantsoen aan de Vecht rondom het gemeentehuis. Het zal ergens in het voorjaar zijn geweest.
Ook al van mijn krantengeld had ik een fiets die een beetje op een racefiets leek gekocht en weldra kon ik ook twee maal in de week mee met de fietstrainingen. dat was niet mis. de anderen hadden allemaal superlichte echte racefietsen, maar ik hield het dapper bij. Zo zeer dat op zekere dag een van de jongens die heel wat jaartjes ouder waren dan ik zei: ” hoe jij ons bij kan houden, begrijp ik niet”
De trainer , die voor de vereniging een soort vader was ging het volgende seizoen met me mee om een echte racefiets te kopen en voor al het sleutel en opbouwwerk kon ik bij hem terecht. Trouwens iedereen hielp elkaar. In die tijd was een meisje op een racefiets nog iets ongewoons. Ik kreeg regelmatig de vraag hoe ik kon opstappen op een fiets met een stang. Joggende mensen zag je zelden op straat en oudere mensen die over straat hardliepen zoals nu was gek, oudere vrouwen die joggen…was ondenkbaar.

Stien Kaiser, onze nationale en Europese schaatskampioen had ruzie met de bondscoach omdat de man/trainer een vrouw van wel 24 jaar simpelweg te oud vond voor een kernploeg. Prompt verscheen er een tweede vrouw “op leeftijd” Atje Keulen-Deelstra, een boerin met kinderen. De sportwereld werd wakker. Ik genoot want de geschiedenis van vrouwenemancipatie sprak me altijd aan. Deze ontwikkelingen vond ik net zo belangrijk als die van afschaffing van slavernij, horigheid, armoede etc.

  1. de schaatsfamilie

Op de schaatsclub waren meisjes ook veruit in de minderheid. De jongens waen heel galant: “uh…er zijn dames bij” als het taalgebruik daartoe aanleiding gaf en ….
meisjes kregen de kans niet om onderweg hun band te plakken. “Lek!!! Judith heeft lek. Voor ik het wist stonden er drie jomgens aan mijn fiets te rommelen en vlug kon ik weer verder. Het gevolg was dat ik niet ver weg alleen durfde te fietsen want stel je voor dat ik dat achterwiel met die derailleur niet meer terug wist te plaatsen.

Op school was niemand lid van een schaatsvereniging. Er was een buitengewoon goede volleybalvereniging met superfanatiekelingen voor wie je het nooit goed kon doen. Turnen voor de gym vond ik een verschrikkeng; borswaarts om en vogelnestjes. Alleen de buitenlessen, ver buiten school op de drooggevallen ijsbaan stonden me aan. Hockey vond ik leuk omdat ik een beter uithoudingsvermogen had, de verschillende atletiekonderdelen vond ik leuk. Sprinten vond ik een ramp maar een lange afstand rennen, dat lag me dan weer wel. Meer dan saai vond ik de softballessen.


Op de schaatsvereniging waren juist nauwelijks leden die “hoger” leerden dan mavo. Ik voelde soms totaal onterechte bewondering want zij waren niet dommer dan ik.
Kortom ik was overal een beetje buitenbeentje, maar ik vond het niet erg. Maar ik was me er wel van bewust.

  1. passie

Ik had nooit het idee dat ik kampioen moest of zou worden, ik vond het simpelweg leuk, schaatsen en fietsen en het was leuk om je te verbeteren. Dat deed ik dus ook. In de zomer was er een loopcompetitie met afstanden van 15 km, we hadden een fietscompetitie met tijdritten, we hadden een Ardennentocht, een Zevenheuvelen-tocht, een eigen pinkstertocht, de Elfstedentocht, tijdrit op de Posbank. We reden veel in samenwerking met andere verenigingen en zo kwam je veel mensen uit andere verenigingen ook tegen als er geen ijs lag.
Ik was fanatiek in het trainen.: maandagavond ijs, dinsdag in de zaal, woensdag op het ijs vrijdag een wedstrijd en zaterdagochtend training en evt. zondagavond danwel ochtend weer een wedstrijd op het ijs. De marathonwedstrijden op ijs waren er nog niet. Het zou misschien iets voor me zijn geweest hoewel…. ellebogenwerk lag me ook op de fiets niet. Tijdritten vond ik leuker. In de zomer was er een trainingskamp in het Sauerland, daar genoot ik enorm van.

  1. geen fanclub


Omdat ik geen back-up had van ouders met een auto zorgden allerlei leden ervoor dat ik altijd met iemand kom meerijden naar wedstrijden. Op zondag werd er gepoeld en vaak gingen we daarna bij een van de mensen thuis koffiedrinken. Bij de fietswedstrijden stonden er altijd ouders met koffie en koek langs de kant… gezelligheid en hulpvaardigheid alom. Families Nelemans en Voorneveld waren onvermoeibaar, wat een schatten.

Ik was de enige die nooit fans meebracht totdat mijn broertje in mijn voetsporen trad en ook lid werd van de schaatsclub. de

Naar de trainingen reed ik op de fiets, van Breukelen naar Overvecht en met z’n twee was dat natuurlijk veel gezelliger.

  1. Vriendinnen

Vriendinnen op school? Ja, die waren er ook maar misschien was ik in bepaalde opzichten altijd wat serieuzer en in andere wat onnozel. Gezever over taillematen en gespleten of dooie haarpunten kon me niet boeien, make-up netzomin. Onder de make-up voelde ik me niet mijzelf dus besteedde ik er geen cent aan. Het schaatsen liet me weinig tijd voor feestjes denk ik.
Maar wat ik betreurde was dat ik zo dicht bij school woonde. Alle andere klasgenoten konden samen naar school fietsen ik was de enige die zo dichtbij woonde. Vriendinnen woonden in Loenersloot, aan de andere kant van de Vecht te hoogte van Nieuwersluis, in Abcoude in Breukeleveen en in Tienhoven en Maarssen. De groepjes waren deels al gevormd op de basisscholen. Ik was jaloers op de groepjes die samen naar huis moesten trappen. Soms nam ik een zwik klasgenoten in een tussenuur mee naar huis om chocolademelk te drinken.
En natuurlijk fietste ik ook wel met hun mee om samen huiswerk te maken of samen te gaan zwemmen.
Mijn beste vriendinnen waren beiden boerendochters die, de overeenkomst zie je later, ook buitenbeentjes waren omdat ze uit een milieu kwamen waar ze eersten waren die doorleerden en afgelegen woonden.
Waarin ik ook verschilde was mijn muzieksmaak. Ik luisterde graag naar volksmuziek, naar operette en opera. Omdat ik altijd ongegeneerd meezong en de buurman mij vaak hoorde kreeg ik van hem een kaartje voor een echte opera toen hij zelf niet kon. Helemaal in mijn eentje ging ik naar de schouwburg in Utrecht en keek en luisterde naar Idomeneo van Mozart. Van het verhaal begreep ik misschien niet zo veel maar de muziek vond ik prachtig. Het was de eerste keer dat ik een echt orkest meemaakte.

  1. zangles

De Engelse buurman had mijn moeder gezegd dat ik op zangles moest. Leuk gezegd, maar waar, en was het de moeite waard, wie betaalt dat? Willem Duijs met zijn programma voor de vuist weg was in die dagen razend populair. Op de radio had hij ook een programma gewijd aan vooral licht-klassieke muziek. Van een razen populaire versie van de 40ste symfonie van Mozart tweede deel liet hij op een zondag de originele versie horen. Ik vond het betoverend mooi. Er was een hoorspel op de radio geweest waarvan ik de muziek vooral mooi vond: eine kleine Nachtmusik. Deze presentator duwde ook de zingende huisvrouw Christina Deutekom naar voren. Zij ondervond tegenwerking in de muzikale kringen omdat ze geen conservatorium opleiding had en vooral dankzij haar natuurtalent en deelnemen in de amateuroperette van Amsterdam boven was komen drijven. Ze werd wereldberoemd en bleef desondanks een rondborstige goedlachse niet arrogante Amsterdamse volksvrouw.
Van heel veel programma’s en series onthield ik vooral de mooie muziek. Bijvoorbeeld ook van het Franse Belle et Sebastien of de Vlaamse Johan en de Alverman.
Ik had een cassetterecorder gekocht en die gebruikte ik onder meer om tweestemmig te kunnen spelen op de blokfluit.
Mijn moeder vroeg bij Willem Duijs om raad en kreeg als antwoord dat we een afspraak te maken met de Amsterdamse zangpedagoge Bep Ogterop…
Ze woonde in Amsterdam en het was een rare ervaring. Toen ik haar zag kon ik me niet voorstellen dat dit kleine gezette vrouwtje enig gezag had in de zangwereld. Ze paste als type uitstekend in de serie van Coronation street.

De opdracht was studeer thuis een liedje in. Ik had geen idee en koos een nummer uit de Fledermaus waarin de overspelige vrouw zingt hoe ze zich in allerlei hoedanigheden zou voordoen en een liedje van Udo Jurgens met een klassiek karakter. De afspraak was om 10 uur ergens in een Amsterdams grachtenhuis. We kwamen netjes op tijd, te vroeg eigenlijk. Het was 5 voor 11 en op de bel volgde geen reactie eerder dan na 5 minuten. We klommen een steile trap op en kregen ene stoel aangeboden. We moesten vooraf betalen, want ze had de ervaring dat mensen bij een tegenvallend advies wel eens moeilijk deden.

Daarna moest ik een riedeltje zingen op lalala LA lalala boos, verdrietig vrolijk verliefd etc.
Afijn ook als viswijf, ze zou het mij wel eens even voordoen. Ze liep de kamer uit, stoof zingend binnen, smeet de deur in het slot stampvoette… Tja, dat had ik niet gedurfd hoewel ik thuis wel eens flink uit mijn slof kon schieten. Dat doe je niet zomaar in een onbekende omgeving.
Se hebbe in Breukele seker geen viswijf! was de reactie. Vervolgens zat ze irritant door mijn liedjes heen te tikken. Pas op de terugweg drong tot me door dat dat niet was uit pesterij maar om te testen hoe toonvast ik was. het oordeel luidde: geschikt voor de opera, zeer muzikaal, prachtige stem. Maar dat gebit, daar moet je iets aan laten doen enne je bent gewoon niet wuft genoeg. Om aan dat laatste eerst maar eens te werken zou ik een paar jaar bij de operette moeten gaan. Wellicht was de Amsterdamse operettewereld een andere dan die in Utrecht maar nadat ik in Utrecht een uitvoering had bijgewoond van een Lehar-operette besloot ik dat ik liever bleef schaatsen. Het publiek zat mee te zingen en ik vond- hoe arrogant de hoofdrollen niet goed genoeg gezongen.

haha, mijn muziekcarrière in de kiem gesmoord nog voor die goed en wel geboren was.

Nu denk ik jammer maar ondertussen heb ik ook veel andere dingen genoten. Het was anders gegaan als ik wat meer begeleid was, als i niet overal alleen op af had moeten stappen. Van spijt is geen sprake.

  1. Inzell

In de vierde klas ging ik mee op trainingskamp naar Inzell. Ik had hard gespaard om de 600 gulden op te brengen, een gewatteerde jas te kopen en een paar schoenen waarmee ik de sneeuw kon trotseren. Sbowboots vond ik een onverantwoorde uitgave. Ik kwam uit bij een paar hogergesloten leren schoenen met een spekzool.
Er lag sneeuw in het wintersportdorp. Langs de straatkanten vormden bewoners muurtjes van sneeuw. De daken werden dagelijks schoongeschept. Er ging een nieuwe wereld voor me open, een kerstlandschap kwam tot leven. Hoewel het koud was en winter merkte ik dat ik geen koude voeten kreeg zoals ik gewoon was.

Maar ik had pech, na een paar dagen was de pret over ik had mijn knie ernstig geblesseerd en.. ik moest thuis ook nog 6 weken rust houden.
In die tijd is er nooit een leraar geweest om me een beetje bij te houden. Toen ik eindelijk weer op school kwam had ik het gevoel dat ik uit een ander land kwam. Ik begreep niet meer waar ze het over hadden met natuurkunde en wiskunde en liet mij totaal ontmoedigen. Wat ik fout deed met scheikunde begreep ik niet, ik deed echt mijn best. Ik deed het jaar over.
En met een andere leraar voor scheikunde haalde ik allen nog maar tienen en bleek de vierde klas echt niet moeilijk.

  1. van beta naar alfa

In de 5de klas kreeg ik een vreselijk vervelende mijn mentor, de aardrijkskundelerares. Toen ik totaal ongeïnteresseerd een verkeerd antwoord gaf op een vraag over de windrichtingen op het zuidelijk halfrond wist ze het zeker. Ik was niet geschikt voor de betakant. De natuurkundeleraar kon geen orde houden en dus niet uitleggen de wiskundeleraar was een snelle jonge die zo zijn lievelingetjes had onder sommige meisjes. meneer Verbeek de knappe man met de sportauto. Hij kwam bij opgedirkte meisjes erg graag uitleg geven aan het tafeltje.

De waarheid was, dat zie ik nu: dat ik heel goed en met veel plezier leerde als er gepassioneerde leraren lesgaven. Dat was zo met Duits, en Engels en in de lagere klassen ook met een wis en natuurkundedocent, met de buitengewone biologieleraar die zelfs amoebes boeiend wist te maken. Het idee dat ik van deze draak van een mentrix af zou zijn door over te stappen van B naar A schrok me niet af. De enige hindernis was de scheikundeleraar Arend. Hij bleek helemaal niet gekend in het besluit, – raar!- en was verbijsterd; een van mijn beste leerlingen , dat meen je toch niet!


Zo begon ik samen met een vriendin na de kerstvakantie in 5a. Ik volgde de facultatieve lessen Spaans en we hoefden van de economieleraar slechts de macro-economie te volgen geen bedrijfseconomie, als we tenminste een paar formules zelf konden bedenken. Wel, dat vonden we een makkie, en de overige vakken deden we met veel plezier.

  1. Rensa

Ik merkte wel dat ik een extra ruggesteuntje had in het leren door een moeder te hebben die veel meer schoolse en intellectuele bagage had dan die van Rensa. Rensa was een schat van een meid. Ze was een knappe verschijning, lang met donkere brune ogen een heel blanke huis en lang golvend donkerbruin haar, rode lippen en altijd een ezonde blos op de wangen. Ze zag er eigenlijk onnederlands uit. Ze had op de katolieke lagere school gezeten en in die tijd was zij , ik geloofde mijn oren niet elke morgen te voet naar school gegaan om eerst naar de kerk te gaan en pas daarna een broodje te eten als ontbijt.

Zij woonde op een boerderij en we kwamen geregeld bij elkaar over de vloer. Haar vader was een stugge boer altijd druk bezig met zijn koeien hij deed geen enkele poging tot contact. Zo anders was haar moeder: een zachtmoedige goedlachse vrouw. In de zomervakantie gingen we samen op fietsvakantie met als uitvalsbasis een oom en tante van haar in Nijmegen.

Mijn boekenlijst stond vol titels van boeken die ongewoon waren. Op mijn zeer linkse school scoorden de meesten met was van ’t Reve en Wolkers. Ik koos bij voorkeur juist die titels die anderen niet kozen en ik maakte geen gebruik van uittrekselboeken. Mijn werkstuk had als thema de vrouw in de literatuur, schrijfsters zowel als hoofdpersonen. Mijn favoriete boek: Majoor Frans. Toen ik meer dan 20 jaar later mijn dochter kwam aanmelden op dezelfde school bleek de leraar nederlands er nog steeds te werken en hij had de titel van mijn werkstuk onhouden, ik niet. Ik durfde er zelfs een streekroman van Marie van Zeggelen op te zetten. Een bijzonder verhaal dat zich afspeelde in een van de prachtige buitens aan de Vecht, geramantiseerde historie. We brachten een bezoek aan een van de nazaten Doude van Troostwijk die niet meer in het oorspronkelijke hoofdhuis woonde maar in het koetshuis We werkten samen aan veel werkstukken en in het 6de jaar haalden we met een uitstekende lijst ons diploma.

  1. eindexamen

We hadden thuis een kamer verhuurd aan een studente uit Leerdam: Aafke Dijkhuizen. Aafke was een vrolijke vlotte meid die haar kamer vor de helft paars geverfd had en de andere muren met behang vol grote bloemen had versierd. Haar vader kwam bij ons thuis om mij te feliciteren. Hij was leliekweker en bracht zodoende een enorme bos lelies mee. Van mijn moeder kreeg ik een pocketcamera.

  1. Frankrijk

Het was de tijd van de Franse chansons. In de lessen Frans werd daar ook veel aandacht aan besteed. Wie het idee opperde weet ik niet meer, ik denk Rensa. In de twee weken tijd die we op de uitslag van het examen moesten wachten zouden we naar Frankrijk. We waren allebei goed in Frans en Rensa bleek in Noord Frankrijk, niet ver van Reims een paar geëmigreerde boeren in de Familie te hebben bij wie we mochten logeren. We boekten en goedkoop studentenkaartje en met de fiets in de trein reisden we erheen. Bagage in een kleine rugzak uit de legerdump. Noord Frankrijk in de brandende zomerzon, een boerderij te midden van onafzienbare goudgele graanvelden. Ik weet de naam van het kleine ontoegankelijk dorpje niet meer. waar we heen fietsten van af de trein. We werden ontvangen stelden ons voor en sloegen ons piepkleine tentje op op het terrein naast het hoofdgebouw. De eerste dagen trokken we er met de fiets op uit maar de derde dag sloeg het noodlot toe. Maar betrekkelijk hoor, een lekke band. De band bleek niet te plakken en er bleek geen fietsenmaker te vinden met een nieuwe band in de juiste maat. Dat betekende het einde van de fietstochten. Niet uit het veld geslagen besloten we dan maar het een en ander per trein te ondernemen. Maar na ee paar dagen kregen we te verstaan dat we wek moesten. De verre tante vnd de aanwezigheid van de wee aantrekkelijke Hollandse meisjes veel te gevaarlijk voor de zoons die er rondliepen. Ze kwamen ons in de lange zomeravonden maar al te graag gezelschap houden maar de vrouw des huizes had besloten dat de jongens hun hoofd op hol sloeg. Wij vonden het grappig onze kennis van het Frans eindelijk een s te kunnen toepassen. Ik heb er een franse tongbeker aan onthouden: un bon chasseur doit savoir chasser sans son chien.
De oudere dochter bracht ons naar de dichtstbijzijnde camping ergens op een heuvel. Daardoor waren we 7. km verwijderd van het dichtsbijzijnde treinstation en 5 km lopen van een bushalte. We trokken ons er niets van aan en gebruikten onze benen goed. Vroeg in de morgen g

ingen we op pad en vroeg in de avond keerden we terug. Onderweg kochten we quiches, stokbrood en verlepte groenten. Franse keuken? Wij raakten overtuigd van een slechte smaak van Fransen voor groenten. Wat wij troffen n een groentewinkeltje zou in Nederland niet gekocht worden.
Ons plezier was er niet minder om. Het was het jaar van de beroemde Noord-Franse kathedralen en we bezochten er heel veel en genoten.

Rensa ging naar Schoevers, iets wat ik echt niet kon begrijpen. Leren typen, leek me zo saai en secretaresse leek mij een ongeëmancipeerd beroep. Onzin achteraf.
Zelf had ik mijn droom veeartsenij laten varen toen men zei dat vrouwen alleen in aanmerking kwamen voor huisdiergeneeskunde. Tolkenopleiding was onbereikbaar als je niet tweetalig was opgegroeid. Lesgeven leek me leuk, ik deed het al aan jonge schaatser. Ik leerde kinderen uit de buurt lezen, ik hielp natuurlijk mijn broertje. Ik had mijn buurmeisje leren blokfluiten. Maar lesgeven op een middelbare school leek me een gruwel. Ik zag er ook veel te jong uit om daar enig overwicht te hebben leek het mij toe. Hoe dol ik ook was op talen wat kon je worden met een studie Duits of Frans? Leraar! Rechten leek mij ook een mooie studie het vak van advocaat leek me een prachtig beroep.
Maar mijn moeder vond dat een onzalige keuze omdat het voor haar gevoel alleen maar werd ingegeven door de ellendige echtscheidingsprocessen.
Ik wilde het mijn moeder niet moeilijk maken.

Nee, dan de lagere school. Daar had je intensiever contact met de kinderen en had je wat aan een brede interesse. Mijn slogan, ontstaan door de moeite om een goede keuze te maken was
Ik ben het slachtoffer van mijn brede belangstelling.
Na een gesprek waarin men mij aan de tand voelde over mijn motivatie werd ik aangenomen op de Rijks pedagogische Academie te Utrecht. Boven de ingang van de school stond:

Rijkskweekschool.

Geplaatst in Uncategorized | Een reactie plaatsen

(wilde) witte katten, onze lieve zwervers; Maisie en Majus

En plotseling was hij daar: een grote witte kater. Wit met hier en daar wat wat rood en rood in de staart. Dat was dus de kat, die we al dagenlang hadden horen mauwen. Een jonge krolse kater in de kracht van zijn leven met een forse kop op een dikke nek.

Hij leek wel familie van het katje dat we een jaar eerder aan de aarde hadden toevertrouwd. Een schattig vooral wit katje dat we op een avond uit een maisveld hadden geplukt. We liepen naar huis na een avondje biljarten op een mooie zomeravond. De maan scheen en we namen de weg door het Savelsbos. Onderweg hoorden we jonge uilen krassen in hun nest en toen we het bos uitkwamen en langs een hoge meidoornhaag die tussen het pad en een maisveld liep klonk er een klagelijk gehuil. Het leek wel een huilende baby.

Het bleek inderdaad een baby, maar dan wel en mensenbaby. We ontdekten de geluidsbron en door de stekelige struiken heen zagen we een klein wit bolletje waarin af en toe een paar oogjes opflakkerden in het schijnsel van de telefoon:
een verlaten kitten. In geen velden of wegen waren andere katjes of moederpoes te zien. Het kleine diertje kwam een klein beetje onze richting op. Doorlopen?

De andere dag zou het maisveld gemaaid worden. Wat nu?

Hoe kom ik daar? De haag was niet makkelijk te trotseren maar voor hulpverlening had ik wel wat schrammen over.

Tussen de mais kwam ik dichterbij maar het leek wel een kat en muisspel. als ik in de goede rij naderde verhuisde het kleine diertje een rij hogerop. Kortom, het schoot niet op.

Moedeloos begaf ik me weer naar de andere kant van de haag. Maar toch… het knaagde.

Het poesje liep met ons op aan de andere kant, zij het op afstand.
Achter de ramen van de eerste boerderij brandde nog licht. Boeren en katten… nou ja, toch even vragen, je weet maar nooit. Misschien dat ze weten of iemand een jong beestje mist.

Nee, we geven wel eerst wat melk aan de verwilderde katten, vooral in de winter maar verder, ik zou niet weten wie…. wij missen in elk geval geen katje.

Ik liep terug aan de binnenkant van de haag naar de plek waar Gert het beestje in de gaten zou houden. Ik liep nu aan de andere kant van de haag. Kom snel! riep hij zachtjes, het is in de haag gekropen. Met zijn telefoon scheen hij op het witte pluizenbolletje dat zich op anderhalve meter hoogte in de haag genesteld had en weer klagelijk aandacht trok. Hm, dat wordt lastig, schoot het mij door mijn hoofd. Ik moet in een keer goed grijpen, op het gevaar af dat ik in de doorns grijp.

Het lukte en ik was blij dat ik een stevige jas aan had waar ik het spartelende diertje in toom kon houden terwijl ik het in de nek vast hield. Want het was nog een flinke tippel door het hele dorp voor we thuis waren.

Eenmaal thuis maakte ik en nestje in de badkuip. In de badkamer zouden onze twee katten het diertje niet opmerken.
Voeren… tja. Dit kleine poesje was nog geen 6 weken oud. Kattenmelk hadden we niet in huis. Melk met water??? met een medicijnenspuitje, zou dat lukken?
Een naam… gevonden in de mais: we noemen haar Maisie.

Ik zei mijn Gert dat onze eigen katten voorlopig niet meteen blij zouden zijn met onze nieuwe huisgenoot. De verbazing was groot toen al op de derde dag onze jongste kat het idool was geworden van de kleine. Al het gedrag, elke beweging werd gespiegeld. Het zag eruit als een innige vriendschap. De kleine had een beschermvrouwe gevonden.
Maar onze Raya, de 13jarige nestor in huis vond het niks, dat mormel. Zat de kleine in de huiskamer dan keek Raya om de deurpost stak haar neus in de lucht en ging beledigd in de keuken zitten.

We bezochten de dierenarts, de nodige inentingen werden gezet, een sterilisatie afgesproken; er zijn genoeg wilde katten in de regio. Ze werd gechipped en kreeg een paspoort.

De tijd verstreek, en de acceptatie kwam tot stand. Het bleek een vreselijk lief, aanhankelijk en grappig genoeg ook muziekminnend diertje te zijn. Tijdens het vioolspelen sprong ze op mijn rechterschouder. We voorzagen een lange gezellige toekomst.

Helaas, er was nog geen jaar verstreken toen we zagen dat ze ineens heel mager werd. Ze wilde wel eten, liep met de anderen naar het etensbakje maar at slechts een paar hapjes en bleef lekker binnen op een stoel liggen.

Onze dierenarts, een soort James Herriot, maar vrouw, stond de volgende ochtend, en zaterdag, voor een raadsel, enorme bloedarmoede. Misschien een interne bloeding? Wie zou het zeggen. Een vochtinfuus werd aangelegd. Ze bleef ter observatie maar dezelfde avond belde de dierenarts om ons van de toestand op de hoogte te brengen. Het klonk niet best. Ze wilde haar wel voor ons nog in leven houden zodat we zondagochtend nog afscheid konden nemen. Ze lag nu rustig en zonder pijn…. Ons antwoord was : doe wat u als dierenarts het beste lijkt. We hoeven haar niet zinloos het leven te rekken, dan maar in laten slapen.

Het is maar een dier, maar toch, jaja je wordt er verdrietig van. Zo’n jong dartel lief aanhankelijk beestje, zo’n onschuld. Maar ach zo is het leven, zo is de dood.

Die zondagmorgen reed ik naar Moelingen om het levenloze lichaam op te halen. Met betraande ogen reed ik terug naar huis. Ik liet de dode en dag zichtbaar liggen zodat Raya en Kaatje konden zien waarom ze verdween en een dag later begroeven we haar in de tuin.

Een goed jaar later:

Zijn mauwen klonk klagelijk, hongerig ook. Een opvallend zacht mauwtje voor zo’n forse kat. Aanhalen bleek vruchteloos, de schuwheid, de angst won het van de honger.
Ik plaatste een bakje op het terras in de achtertuin, niet ver van de deur naar de bijkeuken en keek van ruime afstand naar wat er zou gebeuren.

Nooit eerder gezien: Normaal gesproken werd toch elke vreemde kat de tuin uitgejaagd. Onze katten bewaakten hun territorium waar ze meteen ook maar de tuinen van de buren bij rekenden. Maar nu…. ze maakte eerbiedig plaats alsof ze zeggen wilden… Kom maar, je hebt honger, ga gerust je gang.
Zij zagen wat wij ook zagen, en misschien hoorden ze het ook, of roken ze het zelfs: ” moet wel familie van Maisie zijn.

We doopten hem daarom Majus.

Het duurde lang voor hij ons durfde vertrouwen. We hoefden maar een vinger te bewegen of hij vloog al verder van ons weg. Maar na een maand schielijk een bakje leeg schrokken durfde hij op ruime afstand min of meer ontspannen in het gras te liggen, languit op een zij. En zo werd de afstand geleidelijk kleiner . Op zeker moment durfde hij de bijkeuken in te sluipen. Geluiden… deden hem schrikken. Ieder geluid veroorzaakte paniek. Van aaien was nog geen sprake. Maar de aanhouder wint. Na 8 maanden kon ik hem aaien en na 9 maanden kon ik hem optillen. Zijn vacht die aanvankelijk vol sporen van vechtpartijen zat was prachtig geworden, glanzend. We hadden wel de indruk dat hij een rouwdouwer was, alsof hij gewoon door roeien en ruiten liep, zich niets aantrok van prikkeldraad. Tja een echte buitenkat, een muizenvanger en een terreinbewaker. Op de nachtcamera in ons bos werd vastgelegd hoe hij patrouilleerde rondom onze grote tuin.

Een jaar later kwam hij net als de anderen trots laten zien dat hij weer een muis of een woelrat of rat had gevangen vooraleer deze op te peuzelen. Waren we in de tuin aan het werk, dan volgde hij ons immer.

We konden hem nu naar de dierenarts brengen en laten inenten en castreren. Waar ik een gevecht verwacht had bij het opsluiten in de kattenmand ontdekte ik andermaal de zachtaardigheid van deze kater. Nooit enige poging om te krabben, geen enkele agressie. Afgelopen winter durfde hij zelfs van de warmte van de houtkachel te genieten als het buiten koud was. Hij wilde zelfs wel een nachtje binnen blijven als er sneeuw lag. Als we naar huis terugliepen van de zangrepetitie kwam hij ons halverwege al tegemoet. In de weekenden ging hij vast vaak een dagje bij een ander huis op bezoek en sloeg hij ons een dagje over. Waar??? Geen idee.

Op zeker moment meldde hij zich met een enorme jaap, een scheur van oog naar mondhoek en moest onverwijld
– uiteraard op zondagavond- naar een dierenarts. Ook deze keer gaf hij geen krimp, en de dierenarts had geen enkele moeite hem te behandelen. Dat hadden mijn andere katten zeker nooit toegelaten.

Drie weken geleden zagen we hem opeens wel erg dun worden. Op zeker moment vertrouwde ik het echt niet meer. Wormenkuur… bleek ook wel nodig maar hielp niet om het gebrek aan eetlust op te heffen. Waar hij altijd in enkele tellen zijn bakje leeggeschrokt had at hij nu alsof hij geduldig was geworden. Zoals je het ziet bij een mens….hij had duidelijk pijn in zijn darmen en kromp in elkaar na het eten. Verlangde naar een warm en rustig plekje en lag op zijn buik.

Dierenarts, zware bloedarmoede,
bloedonderzoek: alle organen zijn in orde.
Drie dagen bijkomen van de narcose, het lijf was al zo verzwakt.
Extra krachtvoer, mineralen , vitaminen. Hij knapte weer op zo leek het. Ging weer naar buiten, was vrolijker. Maar een goede week later zagen we dat hij meer energie verloor aan eten dan hij er van kreeg. Zijn bloedarmoede was niet opgelost, hij raakte van alles buiten adem.

De dierenarts kon ook niets meer bedenken…. Misschien genetisch. Het deed ons zo aan die Maisie denken. Ze waren vast broer en zus.

Dag lieve Majus, rust zacht.

Geplaatst in Uncategorized | Een reactie plaatsen